tekst: Mieke Lageschaar
Hilbrand Vinckers (1950) studeerde tot 1977 Nederlands aan de Rijksuniversiteit van Groningen. In 2013 stopte hij met lesgeven en kon hij zich weer meer gaan richten op het schrijven, waaronder de poëzie. In oktober 2016 kwam zijn dichtbundel Van ver uit.
Waar gaat je bundel Van ver over?
De bundel is een zoektocht naar de relatie tussen mezelf en andere mensen, van vroeger en nu. Toen ik uit het onderwijs viel leverde dat tijd op om uit te zoeken wie ik nou eigenlijk zelf ben, zonder de maatschappelijke status van een baan. Ik ben dagboeken en briefwisselingen terug gaan lezen en heb ook een aantal oude vriendinnen en vrienden opgezocht. Het was een hele rijke ervaring. Hopelijk zijn de gedichten voor anderen herkenbaar, uit feedback tot nu toe bleek dat voor een groot deel wel zo te zijn. Poëzie dient zich ook aan als ik om me heen kijk. Ik ga veel naar het wad. In mijn bundel zijn foto’s van het wad opgenomen, deze zijn gemaakt door een vriendin. Ook die foto’s geven inspiratie. Ik wil met woorden een draai aan een afbeelding geven, of met de afbeelding de stemming uit mijn gedicht ondersteunen. Elke afdeling wordt ingeleid met zo’n gedicht.
Die afdelingen hebben op een of andere manier met elkaar te maken. Ze spiegelen als het ware elkaar, zoals veel gedichten op zichzelf ook een spiegel voorhouden. Ook al gaat een gedicht over vogels, dan kan het nog steeds iets met mensen of met mezelf te maken hebben.
Hoe komen jouw gedichten tot stand?
Door een paar dingen. Ik heb vaak dat ik ’s nachts wakker word met een idee, dan moet ik de keuze maken om op te staan en het op te schrijven of weer verder te slapen. Ideeën ontstaan ook doordat ik veel observeer en associeer. Als ik met de trein reis, ontstaan ideeën naar aanleiding van een gesprek of van dat wat ik zie als ik naar buiten kijk. Het gedicht Stiltecoupé uit mijn bundel is hier een voorbeeld van, dit is een railroad movie. Maar ik herschrijf mijn gedichten veel en vaak.
Wat is volgens jou een goed gedicht?
Het moet een ander kunnen aanspreken. Ik maak het voor mezelf, maar in tweede instantie kijk ik wat een lezer ermee zou kunnen. Zoals Bart Chabot ooit zei: ‘een goed gedicht pakt je bij je lurven’, dat vind ik mooi gezegd. Maar mijn gedichten komen langzamer binnen. Bij de tweede keer lezen geeft het vaak nieuwe gezichtspunten. Ik pleit er ook voor dat dichters bij optredens een gedicht twee keer voordragen. Klankrijkdom en rijm ga ik niet uit de weg. Een goed gedicht blijft overeind zonder rijm, maar het geeft soms wel meer als het wel rijm heeft en je dat hoort. Ik gebruik af en toe nog te dikke woorden of een behoorlijk cliché. Ik heb wel wat bij te leren op poëziegebied, maar wil ook vasthouden aan m’n eigen taal. In de masterclass van Ellen Deckwitz heb ik vooral meegenomen dat ik mezelf moet afvragen of ik de laatste strofe kan schrappen. Vaak probeer ik daar nog van alles te concluderen, terwijl ik het al eerder in mijn gedicht had staan. Dit is misschien wel ontstaan vanuit mijn jaren als leraar. Voor mij is leesbaarheid ook heel belangrijk. Als ik het helder kan zeggen, doe ik dat ook. Soms denk ik dat ik meer de prozakant opga. Ik ben echt nog aan het uitzoeken welke vormen mogelijk zijn.
Wanneer ben je begonnen met dichten?
Op mijn zestiende was ik goed in opstellen en begon ik te schrijven in de schoolkrant. Korte verhalen. En met het eerste liefdesverdriet kwam ook de eerste liefdespoëzie. In de jaren na mijn studie slokte het onderwijs veel tijd op en schreef ik minder regelmatig dan dat ik nu doe. Ik deed weleens mee aan wedstrijden. In 2005 werd ik bijvoorbeeld eens genoemd bij de eerste tien. Dat was een wedstrijd van de schrijversschool. In 2015 deed ik mee aan de Turingwedstrijd en kwam ik in de bundel met 100 gedichten. Dat was voor mij wel een duwtje in de rug om verder aan mijn bundel te werken.
Welke dichters hebben jou beïnvloed?
Dat begon op de HBS, met wat de docent Nederlands ons voorschotelde. Daar zaten Vestdijk en Slauerhoff bij. Tijdens mijn studie Nederlands kwam natuurlijk iedereen langs. Nijhoff en Bloem zijn me zeker bijgebleven, Van Ostaijen ook. Andere invloeden zijn Schierbeek, Kouwenaar, Gerrit Krol, Eijkelboom, Leeflang, De Koninck, Claus, Kopland, Jellema, Campert en Antjie Krog. Hun helderheid dan vooral. Ik probeer veel te volgen van wat de jongere garde publiceert. F. Starik vind ik ook goed! Maar ik wil zeker ook iemand als Maarten van Roozendaal noemen, zo verrassend wat hij met taal doet!
Waarom moeten mensen meer gedichten lezen?
Méér mensen moeten vrijwillig gedichten lezen. Ik vind dat op alle scholen, zeker ook middelbare scholen, elk jaar een goede cursus over poëzie opgenomen moet worden in het curriculum, afgestemd op de jongeren. Makkelijk beginnen met bijvoorbeeld gedichten van Willem Wilmink en het opbouwen naar wat moeilijkere poëzie. Ik ben er ook voor om dichtwerk op muziek te zetten. Poëzie vind ik een mooi zijpad van de snelweg die we social media noemen. Als je zijwegen inslaat, is er meer plaats voor verwondering, verbijstering, twijfel, ontroering en nadenken.
Hoe zie jij de toekomst van poëzie?
Het kan heel veel kanten uitwaaien. Of ik met alles even blij ben weet ik niet. Ik zit zelf niet per se te wachten op mindfullnesscursussen met zachte muziek en weke woorden, maar het is natuurlijk niet erg als dat zich ook ontwikkelt. Naast podiumpoëzie zal de stille leespoëzie waarschijnlijk ook blijven bestaan. Ik zie verschillende stromingen naast elkaar en ik hoop dat de dichters niet teveel in een concurrentiestrijd verzeild raken.
HIGHLIGHTS
I Kardinge
Van ver sproeien
wolken spreeuwen
hun spraakwaterval
dichterbij
stofzuigen deze dan
windhoossnel
weer op
showen snapshots
ijzervijlsel
in magneetveld.
II Lauwersmeer
Zwermen van duizenden
spreeuwen bespatten
de spotters naast hun auto’s
die films en foto’s maken
in grootst mogelijke beeldhoek.
Een zegening in stil geruis.
Spraakwatervallen komen
als ze landen.
De kok in het nabijgelegen
restaurant draait
vers uit de molen
hoog boven het op te dienen bord
zwarte peperspikkels
in zwierige slierten
raakt ook de uiterste randen.
Hilbrand Vinckers
I Kardinge
Van ver sproeien
wolken spreeuwen
hun spraakwaterval
dichterbij
stofzuigen deze dan
windhoossnel
weer op
showen snapshots
ijzervijlsel
in magneetveld.
II Lauwersmeer
Zwermen van duizenden
spreeuwen bespatten
de spotters naast hun auto’s
die films en foto’s maken
in grootst mogelijke beeldhoek.
Een zegening in stil geruis.
Spraakwatervallen komen
als ze landen.
De kok in het nabijgelegen
restaurant draait
vers uit de molen
hoog boven het op te dienen bord
zwarte peperspikkels
in zwierige slierten
raakt ook de uiterste randen.
Hilbrand Vinckers