Auteur :Frans Oosterbaan
De titel doet vermoeden dat dit blogje over de Nieuwe Kerk in Groningen gaat en dat zou je als lezer ook mogen verwachten, lijkt me zo. Toch is die niet het onderwerp, ik zeg het maar meteen, om teleurstelling te voorkomen. Het gebouw op zich komt er wel in voor, dat wel – en dat heeft een reden. Ik leg het uit. Nu pakweg vijf jaar geleden ben ik vanuit het zuiden naar Groningen verhuisd en ik kan inmiddels de keren dat ik op de fiets naar het centrum reed, op weg naar de bieb of een andere boodschap, niet meer tellen. De route voert steevast langs de Nieuwe Kerk en telkens weer, in al die jaren niet een keer uitgezonderd, wordt mijn blik onweerstaanbaar opzij getrokken, tussen de statige dikke oude bomen door, richting het fascinerende kerkgebouw. Ik heb geen verklaring voor het waarom van die geboeidheid en dat maakt niet uit, die heb ik ook niet nodig om van de plek en de architectuur te blijven genieten. En nou komt het: tijdens het schrijven aan een boek in wording staken herinneringen aan die plek opeens heftig de koppen boven het maaiveld uit en besloot ik om een eerste ontmoeting tussen twee personages daar te laten plaatsvinden – en daarmee meteen ook enigszins uiting te kunnen geven aan de gevoelens en gedachten die de NIEUWE KERK soms bij me oproept. Bij dezen het bedoelde fragment:
De titel doet vermoeden dat dit blogje over de Nieuwe Kerk in Groningen gaat en dat zou je als lezer ook mogen verwachten, lijkt me zo. Toch is die niet het onderwerp, ik zeg het maar meteen, om teleurstelling te voorkomen. Het gebouw op zich komt er wel in voor, dat wel – en dat heeft een reden. Ik leg het uit. Nu pakweg vijf jaar geleden ben ik vanuit het zuiden naar Groningen verhuisd en ik kan inmiddels de keren dat ik op de fiets naar het centrum reed, op weg naar de bieb of een andere boodschap, niet meer tellen. De route voert steevast langs de Nieuwe Kerk en telkens weer, in al die jaren niet een keer uitgezonderd, wordt mijn blik onweerstaanbaar opzij getrokken, tussen de statige dikke oude bomen door, richting het fascinerende kerkgebouw. Ik heb geen verklaring voor het waarom van die geboeidheid en dat maakt niet uit, die heb ik ook niet nodig om van de plek en de architectuur te blijven genieten. En nou komt het: tijdens het schrijven aan een boek in wording staken herinneringen aan die plek opeens heftig de koppen boven het maaiveld uit en besloot ik om een eerste ontmoeting tussen twee personages daar te laten plaatsvinden – en daarmee meteen ook enigszins uiting te kunnen geven aan de gevoelens en gedachten die de NIEUWE KERK soms bij me oproept. Bij dezen het bedoelde fragment:
Nadat ik er aan toegevoegd had dat ik er in grote lijnen net zo over dacht en nadat ik hem bedankt had voor de inspirerende conversatie, erbij zeggend dat ik het er graag nog eens over zou hebben, ben ik op dit punt off-line gestapt omdat ik verder wilde gaan met koken. Er stond pompoensoep op mijn programma, de pompoenstukjes begonnen al uit elkaar te vallen, de blokjes kip waren gaar en ik wilde er gesnipperde rode paprika en bleekselderij aan toevoegen. Op het laatst een handvol prei en meteen daarna het vuur uit zodat die fijn gesneden reepjes knapperig zouden blijven. Als ik me goed herinner, zat er een half jaar tussen dit digitale gesprek met Pieter en onze eerste ontmoeting in the flesh. We hadden afgesproken bij de dikke boom op het grasveld voor de Nieuwe Kerk in Groningen, aan de kant waar de Nieuwe Boteringestraat loopt. Ik was met opzet vroeger gegaan omdat ik er op mijn gemak omheen wilde wandelen, de symmetrische vorm van het Griekse kruis als grondplan vind ik fascinerend, maar wat de meeste snaren in me roert zijn de driehoekige woningen die in alle oksels aangebracht zijn, ze zien er zo beschut uit en ze geven het gebouw met hun vele ramen en raampjes een ingetogen schilderachtig uiterlijk, alsof het niet van deze wereld is, alsof het mysterieuze krachten uitstraalt en mythische bewoners herbergt – een magische sfeer die aan het einde van mijn rondgang als door een korte windstoot even opzij werd geblazen toen uit een raam op een bovenste verdieping een dekbed naar buiten werd gehangen om te luchten, ik heb direct mijn blik afgewend omdat ik de beelden in mijn binnenwereld niet wilde laten verstoren. Ooit heb ik daar in die kerk een optreden van Namgyal Lhamo bijgewoond, ik meen ter gelegenheid van het Philip Glass Festival, het kleine vrouwtje met haar dikke zwarte vlecht en haar stem van puur kristal herinner ik me goed, maar het bezoek aan het interieur van het gebouw heeft niets aan voornoemde magie bijgedragen of afgedaan – nu ik dit zeg merk ik dat ik niet eens meer weet hoe het er van binnen uitzag.
Verder gaan met koken, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat zich aan sommige lezers opnieuw de vraag opdringt naar mijn identiteit en met name of de ik-figuur een man of vrouw is. Geen naam, geen geslacht, geen enkele kapstok om fantasieën aan op te hangen, geen kleuren, beelden van een gezicht, haarlengte, persoonlijkheidskenmerken, niets van dat al, hoogstens een vingerwijzing naar de leeftijd en dat ik niet rook, voor degenen die goed hebben opgelet. En straks in mijn verhalen over de vriendschap met Liselot wordt daar evenmin iets over losgelaten, hoe frustrerend kan dat zijn, geen kant uit te kunnen met een voorstellingsvermogen dat geen voedsel krijgt, zelf heb ik ook die behoefte, of in elk geval de neiging mezelf beelden voor de geest te halen als ik iets lees of als ik met iemand in gesprek ben die me iets vertelt over mensen en gebeurtenissen. Ben ik verzonnen door de auteurs en is het hun manier om met mij als personage om te gaan en de lezer met opzet in het ongewisse te laten, om wat voor reden ook? Of besta ik echt en hebben zij in vertrouwen mijn verhaal opgetekend zoals ik het verteld heb en respecteren zij mijn behoefte aan anonimiteit? Dit is de tweede keer dat ik het aankaart, laat ik het er maar niet meer over hebben.
Het boek in wording (DE KUNST van het communiceren en andere zaken) is pas halverwege, dus dat duurt nog even, maar t.z.t. wordt de publicatie beslist ook via dit digitale medium vermeld. Er gaat wat mij betreft niets boven Groningen, zelfs als geboren en getogen zuiderling heb ik geen seconde spijt gehad van mijn verhuizing naar dit van kunst, cultuur en creativiteit bruisende stedelijke centrum van het noorden.
Frans Oosterbaan
Verder gaan met koken, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat zich aan sommige lezers opnieuw de vraag opdringt naar mijn identiteit en met name of de ik-figuur een man of vrouw is. Geen naam, geen geslacht, geen enkele kapstok om fantasieën aan op te hangen, geen kleuren, beelden van een gezicht, haarlengte, persoonlijkheidskenmerken, niets van dat al, hoogstens een vingerwijzing naar de leeftijd en dat ik niet rook, voor degenen die goed hebben opgelet. En straks in mijn verhalen over de vriendschap met Liselot wordt daar evenmin iets over losgelaten, hoe frustrerend kan dat zijn, geen kant uit te kunnen met een voorstellingsvermogen dat geen voedsel krijgt, zelf heb ik ook die behoefte, of in elk geval de neiging mezelf beelden voor de geest te halen als ik iets lees of als ik met iemand in gesprek ben die me iets vertelt over mensen en gebeurtenissen. Ben ik verzonnen door de auteurs en is het hun manier om met mij als personage om te gaan en de lezer met opzet in het ongewisse te laten, om wat voor reden ook? Of besta ik echt en hebben zij in vertrouwen mijn verhaal opgetekend zoals ik het verteld heb en respecteren zij mijn behoefte aan anonimiteit? Dit is de tweede keer dat ik het aankaart, laat ik het er maar niet meer over hebben.
Het boek in wording (DE KUNST van het communiceren en andere zaken) is pas halverwege, dus dat duurt nog even, maar t.z.t. wordt de publicatie beslist ook via dit digitale medium vermeld. Er gaat wat mij betreft niets boven Groningen, zelfs als geboren en getogen zuiderling heb ik geen seconde spijt gehad van mijn verhuizing naar dit van kunst, cultuur en creativiteit bruisende stedelijke centrum van het noorden.
Frans Oosterbaan