Als in de wereld van de kunsten te veel mensen dezelfde meningen zijn toegedaan, is het tijd voor verandering. Om die reden mijd ik bij voorkeur volle zalen. In 2014 schreef ik een essay getiteld Oliebollencabaret over de teloorgang van het Nederlandse cabaret na de komst van Hans Teeuwen en Theo Maassen. Ik kreeg wel wat bijval, maar het merendeel van de reacties op mijn publicatie was afkeurend. Het was toch vooral ongepast dat ik zo veel kritiek had op deze twee grote kleinkunstenaars die hun leven hadden gewijd aan het verspreiden van het vrije woord. |
0 Comments
Het is 50 jaar geleden dat Bob Dylan ‘Like a Rolling Stone’ opnam, een nummer dat mijn bestaan dusdanig op de kop zette dat ik uiteindelijk zelfs Bob Dylan wérd doordat hij in mij incarneerde. Om uit te kunnen leggen hoe dat ging, moet ik eerst teruggaan naar 1984, het jaar waarin ik Bob Dylan ontdekte. Ik was toen 16 jaar en ik was net begonnen me voor te bereiden op mijn toekomst als rockartiest en Dylan was 43 en had even daarvoor zijn veelvuldig gehekelde gospelperiode afgesloten. Mijn ontdekking geschiedde dankzij het roemruchte NCRV-radioprogramma LP Pop Special. Dj Henk Mouwe besteedde daarin wekelijks aandacht aan pas verschenen grammofoonplaten door er telkens twee nummers van te draaien. Ik luisterde trouw, met een notitieblokje binnen handbereik. Op een buitengewone dag noteerde ik ‘Bob Dillon’. Van zijn nieuwe langspeelplaat Infidels werd naast een ander nummer het prachtige ‘Jokerman’ gedraaid. Ik was onmiddellijk verkocht. Ik had de toekomst van de rock–'n–roll gezien. Wie een winkel binnenstapt, moet geld hebben om iets te kopen en anders heeft hij er niets te zoeken. Maar zelfs als je het geld hebt, kan het nog zijn dat je er wordt weggekeken. Nog niet zo lang geleden zag ik een aardig jasje hangen in een etalage in de Kalverstraat in Amsterdam. Ik opende de winkeldeur en werd bijna van mijn voeten geblazen door de naar muziek neigende industriegeluiden die daar uit de boxen knalden. Ik vermande me en trad voorwaarts. Bij de kassa stond een halfnaakt meisje te dansen. Ze had haar ogen dicht en er bevond zich een enorme kluit kauwgum in haar mond die ze fanatiek bewerkte op de beat van het lawaai. Ik keek of er iemand was tot wie ik me kon richten maar er was verder niemand.
|
Ronald Ohlsen
Ronald Ohlsen is schrijver en literaire redacteur voor Stad magazine Archives
Maart 2016
Categories |