Tijdens een vakantie krijgt Carl, fotograaf en docent, het portret van een gemaskerd kind te zien. Het is een beeld dat hem niet meer loslaat en dat schaduwen vooruit lijkt te werpen. Bij thuiskomst wordt hij herinnerd aan een kleinood dat hij als negentienjarige in zijn bezit kreeg en waarvan de herkomst vaag bleef. Carls vrouw, kunsthistorica, beweegt hem ertoe zich eindelijk te verdiepen in het ‘werkelijke verhaal’ achter het voorwerp. Verwijst het naar een onzichtbaar geworden verleden dat ongemak oproept en deel uitmaakt van een grotere discussie? Of krijgt het verhaal door de persoonlijke herinneringen van de hoofdpersoon alsnog een naam en gezicht?
In een lange flashback leren we Carl kennen als de adolescent en student fotografie die hij ooit was. We duiken met hem onder in het Utrecht van de jaren tachtig, een stad van vergetelheid en een tijd vol vluchtige contacten waar een aantal vragen onopgelost bleef.
Ten slotte volgen we hem naar een bestemming waar hij, een vijftiger inmiddels, zich wil bezinnen om antwoorden te vinden op die vragen. Geconfronteerd met de stilte om hem heen, worden verschillende waarheden stukje bij beetje onthuld. Sleutelmomenten vormen een bezoek aan een gruwelplek uit de Tweede Wereldoorlog en een ontmoeting met Carls voormalige docent Rosier, een Fransman die zich heeft teruggetrokken op het platteland van de Haute-Vienne.
Lees hier meer over Brouwer en zijn vorige romans.