Over Oorlog van Louis Ferdinand Céline
Door Æde de Jong
Enige tijd geleden werd er in Walter’s Bookshop te Groningen een Céline-avond georganiseerd. De spreker was Mathijs Sanders, die even bevlogen college geeft over het (omstreden) werk van Céline als over De Taal Der Liefde van Reve en Mystiek Lichaam van Kellendonk - ook twee beruchte boeken. Landsgrenzen en slechte reputatie hoeven de lectuur van deze boeken niet te verhinderen. Integendeel. Lezen zonder weg te kijken.
Tijdens deze avond kwamen de beroemde romans, de beruchte pamfletten en Oorlog (Guerre), de ‘nieuwe’ roman van Céline, ter sprake, maar ook de vertalingen van Kummer, Célines invloed op Hermans en Reve en de autonomie van de roman – en dus het Ezeltjesproces en het proces over Hermans’ Ik heb altijd gelijk – werden besproken. Veel Céliniana werden door de aanwezigen doorgegeven en bewonderd. Verzamelaars en hamsteraars kunnen zich tegoed doen aan deze secundaire literatuur, bijvoorbeeld Van de ene dood naar de andere, Slachtoffer en beul in de literatuur, Céline, een briljante boef en de Bzzlletin-uitgaven over Céline. Degenen die zich interesseren voor Célines verblijf in Denemarken kunnen Nico Keunings stuk De laatste reis. Louis-Ferdinand Céline, banneling in Denemarken 1945-1951 (De Parelduiker, 2011) als leidraad gebruiken als ze de schrijver door Klarvskogaard en Kopenhagen achternareizen.
Als je op YouTube zoekt naar Michel Houellebecq – die ook de naam van zijn grootmoeder aannam, maar dan de achternaam – krijg je niet alleen een filmpje te zien van de auteur die danst op War Pigs van Black Sabbath, en het interview waarin de Vlaamse psychiater Dirk De Wachter over hem spreekt; je stuit ook op een Q&A-sessie tussen Houellebecq en zijn lezers uit 2019. In deze Q&A-sessie zegt Michel Houellebecq (ik parafraseer) dat hij Reis naar het einde van de nacht een goed boek vindt, maar dat Célines andere romans ‘te formalistisch’ zijn. ‘Hij kijkt naar zichzelf terwijl hij schrijft’ (‘il se regarde écrire’). En, dit kan ik beter citeren, ‘il y autre chose qui est assez agréable et désagréable à dire sur Céline, c’est que ses pamphlets antisémites ne sont pas mal du tout.’ Sterker nog, Céline zou het genre van het pamflet beter beheersen dan de roman. Houellebecq voegt er nog aan toe dat hij blij is dat Denemarken de executie van Céline voorkomen heeft (een interessante kwestie an sich), maar dat hij liever Proust leest. Voor hem behoort Céline, in tegenstelling tot voor veel andere Fransen, niet tot de top van de 20e-eeuwse Franse auteurs.
Twee interessante stellingen. Céline werd in Frankrijk juist van de leeslijst voor de middelbare school gehaald. En is die scheiding tussen roman en pamflet bij Céline wel zo scherp als Houellebecq suggereert? De romans van Houellebecq of Hermans zijn veel vormvaster en echt als roman geconstrueerd, in tegenstelling tot het werk van Céline. Tijdens de Céline-avond werd geopperd dat ook de romans van Céline wel iets weg hebben van pamfletten. Sommige jonge lezers kunnen zich om die reden moeilijk vastbijten in diens werk. De vorm zou minder uitnodigend zijn dan die van de klassieke roman.
Oorlog
Wellicht is Oorlog dan een geschikt werk van Céline om mee te beginnen, althans, dat suggereert literatuurcriticus Tiphaine Samoyault. Oorlog is tenslotte een beknopt werk van minder dan 40.000 woorden, maar Célines karakteristieke stijl komt er goed in naar voren, behalve dan bijvoorbeeld ‘de puntjes’, zoals in Reis naar het einde van de nacht. Voor anderen sluit Oorlog goed aan op Reis naar het einde van de nacht.
Oorlog moet qua tijd en plaats ergens na hoofdstuk 4 van Reis naar het einde van de nacht gesitueerd worden (daar zit een gat, dat Oorlog lijkt op te vullen) en is geschreven tussen Reis naar het einde van de nacht en Moord op krediet – in 1934 ongeveer. Ook in Oorlog horen we een ruwe, vloekende, bloedende Ferdinand, wederom tegen het ontgoochelende decor van de Eerste Wereldoorlog. Het is smerig, soms onnavolgbaar (want Ferdinand ijlt, hallucineert, of doet alsof) en de lezer krijgt zelfs necrofilie voorgeschoteld. Lees het vooral zelf.
Als je op YouTube zoekt naar Michel Houellebecq – die ook de naam van zijn grootmoeder aannam, maar dan de achternaam – krijg je niet alleen een filmpje te zien van de auteur die danst op War Pigs van Black Sabbath, en het interview waarin de Vlaamse psychiater Dirk De Wachter over hem spreekt; je stuit ook op een Q&A-sessie tussen Houellebecq en zijn lezers uit 2019. In deze Q&A-sessie zegt Michel Houellebecq (ik parafraseer) dat hij Reis naar het einde van de nacht een goed boek vindt, maar dat Célines andere romans ‘te formalistisch’ zijn. ‘Hij kijkt naar zichzelf terwijl hij schrijft’ (‘il se regarde écrire’). En, dit kan ik beter citeren, ‘il y autre chose qui est assez agréable et désagréable à dire sur Céline, c’est que ses pamphlets antisémites ne sont pas mal du tout.’ Sterker nog, Céline zou het genre van het pamflet beter beheersen dan de roman. Houellebecq voegt er nog aan toe dat hij blij is dat Denemarken de executie van Céline voorkomen heeft (een interessante kwestie an sich), maar dat hij liever Proust leest. Voor hem behoort Céline, in tegenstelling tot voor veel andere Fransen, niet tot de top van de 20e-eeuwse Franse auteurs.
Twee interessante stellingen. Céline werd in Frankrijk juist van de leeslijst voor de middelbare school gehaald. En is die scheiding tussen roman en pamflet bij Céline wel zo scherp als Houellebecq suggereert? De romans van Houellebecq of Hermans zijn veel vormvaster en echt als roman geconstrueerd, in tegenstelling tot het werk van Céline. Tijdens de Céline-avond werd geopperd dat ook de romans van Céline wel iets weg hebben van pamfletten. Sommige jonge lezers kunnen zich om die reden moeilijk vastbijten in diens werk. De vorm zou minder uitnodigend zijn dan die van de klassieke roman.
Oorlog
Wellicht is Oorlog dan een geschikt werk van Céline om mee te beginnen, althans, dat suggereert literatuurcriticus Tiphaine Samoyault. Oorlog is tenslotte een beknopt werk van minder dan 40.000 woorden, maar Célines karakteristieke stijl komt er goed in naar voren, behalve dan bijvoorbeeld ‘de puntjes’, zoals in Reis naar het einde van de nacht. Voor anderen sluit Oorlog goed aan op Reis naar het einde van de nacht.
Oorlog moet qua tijd en plaats ergens na hoofdstuk 4 van Reis naar het einde van de nacht gesitueerd worden (daar zit een gat, dat Oorlog lijkt op te vullen) en is geschreven tussen Reis naar het einde van de nacht en Moord op krediet – in 1934 ongeveer. Ook in Oorlog horen we een ruwe, vloekende, bloedende Ferdinand, wederom tegen het ontgoochelende decor van de Eerste Wereldoorlog. Het is smerig, soms onnavolgbaar (want Ferdinand ijlt, hallucineert, of doet alsof) en de lezer krijgt zelfs necrofilie voorgeschoteld. Lees het vooral zelf.