Een interview met Nederlands topsprinter Giovanni Codrington die eigenlijk voetballer had willen worden
Tekst Jasper de Vries
Fotografie Suhaila Sahmarani
Giovanni Codrington (26) is een atleet, gespecialiseerd in het onderdeel sprint. In 2012 bereikte hij zijn absolute hoogtepunt. Met de Nederlandse estafetteploeg won hij goud op de 4x100 meter tijdens de Europese kampioenschappen in Helsinki, gevolgd door de zesde plaats op diezelfde afstand op de Olympische Spelen in Londen. Echter, het was niet vanzelfsprekend dat Codrington de atletiekwereld in rolde. ‘Die strakke broekjes vond ik in het begin helemaal niets.’
Tekst Jasper de Vries
Fotografie Suhaila Sahmarani
Giovanni Codrington (26) is een atleet, gespecialiseerd in het onderdeel sprint. In 2012 bereikte hij zijn absolute hoogtepunt. Met de Nederlandse estafetteploeg won hij goud op de 4x100 meter tijdens de Europese kampioenschappen in Helsinki, gevolgd door de zesde plaats op diezelfde afstand op de Olympische Spelen in Londen. Echter, het was niet vanzelfsprekend dat Codrington de atletiekwereld in rolde. ‘Die strakke broekjes vond ik in het begin helemaal niets.’
Op een regenachtige vrijdagmiddag op de Groningse atletiekbaan in het Stadspark laat Codrington het duidelijk blijken: profvoetballer, dat wilde hij worden. Niet dat hij de voetbalwereld op de voet volgde en evenmin had hij posters van beroemde voetballers boven zijn bed hangen. ‘Veel voetbal keek ik niet, eigenlijk volgde ik alleen het Nederlands elftal. En zelfs daar kende ik niet eens alle spelers van,’ zo laat Codrington eerlijk weten. ‘Ik was vooral met het spelletje zelf bezig. En als ik iets doe, wil ik alles uit mijzelf halen en ga ik voor het hoogst haalbare. Profvoetballer moest het dus worden.’
Zijn liefde voor voetbal was niet zo gek. Codrington werd geboren in Paramaribo, Suriname, het land van bekende voetballers zoals Clarence Seedorf en Edgar Davids. Toen hij bijna drie jaar oud was, vertrokken zijn ouders naar Nederland. Twee jaar woonde hij bij zijn opa en oma, om vlak voor zijn vijfde verjaardag met zijn zusje ook naar Nederland te komen. Groningen werd zijn stad. Bijna een jaar na deze stap ging hij voetballen voor G.V.A.V-Rapiditas en al snel bleek Codrington een machtig wapen te bezitten: zijn snelheid. Aan atletiek had hij op dat moment nog geen seconde gedacht.
Van zijn zesde tot zijn vijftiende was hij de Ferrari in de jeugdopleiding van de Groningse stadsclub. ‘Voetballen deed ik met veel plezier, maar de laatste twee jaren werd dat minder. Ik kreeg ruzie met twee trainers want ik vond dat zij enkel commentaar op mij leverden. Zij wilden dat ik volgens hun ideeën ging spelen, gericht op mooi voetbal met prachtige doelpunten. Terwijl ik gewoon mijn eigen wedstrijd wilde spelen en vooral wilde winnen. Die bal moest in het doel en het maakte niet uit hoe.’ En juist toen hij het plezier in het voetballen begon te verliezen, kwam een vriendin van één van zijn teamgenoten een kijkje nemen bij een wedstrijd. ‘Zij deed aan atletiek en al snel probeerde ze mij over te halen om eens mee te komen trainen. De drang naar voetbal werd minder en uiteindelijk ben ik een keer mee gaan trainen. Atletiek was voor mij een sport in de schaduw en ik was toch wel benieuwd.’
Het was niet bepaald liefde op het eerste gezicht, zo beaamt Codrington. ‘Mannen in strakke broekjes, daar moest ik dan ook in gaan lopen. Dat vond ik helemaal niets. Maar na enkele trainingen, overigens nog niet in een strakke broek, merkte ik dat deze sport wel iets voor mij was. Bovendien hadden de atleten allemaal een enorme body en gespierd lichaam, iets wat mij ook wel trok. En natuurlijk wist ik dat ik snel was, maar ik kreeg pas echt door dat in deze sport mogelijkheden voor mij lagen na mijn eerste wedstrijd. Op gympies, in voetbaltenue en met de loophouding van een voetballer werd ik tweede in de series en won ik de finale in een snelle tijd binnen mijn leeftijdscategorie. Mijn tweede wedstrijd eindigde ik als tweede, achter Jerrel Feller die al jaren aan atletiek deed. Toen dacht ik: met veel trainen kan ik echt ver komen.’
En trainen deed hij. Voetbal was zijn eerste liefde, atletiek werd zijn grote liefde. Net als bij het voetbal, stelde Codrington zichzelf doelen. En die doelen moest hij gaan bereiken, stap voor stap. Op welke wijze, dat maakte niet uit. ‘Gio’, zoals zijn vrienden hem noemen, gelooft in zichzelf en houdt van uitdagingen. Als anderen zeggen dat iets niet gaat lukken, gebruikt hij dat als motivatie. Mensen het tegendeel bewijzen, hij houdt ervan. Bij dit onderwerp verschijnt een glimlach op zijn gezicht. ‘Voor mijn eerste internationale jeugdtoernooi werd tegen me gezegd dat dit heel zwaar zou worden en ik blij mocht zijn als ik de series doorkwam. Ik haalde de finale en werd uiteindelijk tweede, men was verbaasd. Dat geeft mij kracht en motivatie.’ Bij elk volgend toernooi werd een doel gesteld. De lat ging steeds hoger, de uitdaging werd groter. Tot aan de gouden estafettemedaille op het EK en de estafettefinale tijdens de Olympische Spelen.
Als het gesprek richting de periode na de Olympische Spelen gaat, verdwijnt de lach voor het eerst even van zijn gezicht. Een liesbreuk, gevolgd door een hamstringblessure en een ontsteking bij zijn achillespees maakten een einde aan zijn goede prestaties. Het WK ging aan zijn neus voorbij.
‘Die periode is het dieptepunt in mijn carrière’, vertelt hij met een serieuze blik in zijn ogen. ‘Ik ben toen drie weken met mijn vriendin naar Kreta geweest en heb mijn hoofd leeg gemaakt. Bij thuiskomst heb ik nieuwe doelen opgesteld en ben ik keihard gaan werken.’ Het harde werken werd beloond. In 2014 werd hij Nederlands kampioen indoor. Maar daarmee waren zijn revanchegevoelens niet gestild. Hij moest het EK 2014 in Zürich halen en dus een persoonlijk record lopen. Pas toen dat gelukt was, was zijn revanchejaar geslaagd.
Doelen stellen en vervolgens heel hard werken om deze te bereiken, het past helemaal bij de mens Codrington. Maar tussendoor ook altijd blijven genieten. De lach die hij veelvuldig op zijn gezicht heeft, is niet gemaakt. ‘Waarom zou je niet blijven lachen? Je gaat er niet harder door lopen als je alleen maar serieus kijkt,’ vindt Codrington. Hij lijkt daarmee op zijn teamgenoot Churandy Martina, die van vrolijkheid en optimisme inmiddels zijn handelsmerk heeft gemaakt. De nieuwe doelen zijn groot. ‘Individueel de Olympische Spelen halen en met de estafetteploeg daar een medaille halen’, zegt Codrington zonder twijfel. Het lijken grote woorden, maar zeg dat maar eens tegen hem. Dan gaat hij het tegendeel bewijzen. In een strak broekje. Hij lacht: ‘Ik houd ervan.’
Zijn liefde voor voetbal was niet zo gek. Codrington werd geboren in Paramaribo, Suriname, het land van bekende voetballers zoals Clarence Seedorf en Edgar Davids. Toen hij bijna drie jaar oud was, vertrokken zijn ouders naar Nederland. Twee jaar woonde hij bij zijn opa en oma, om vlak voor zijn vijfde verjaardag met zijn zusje ook naar Nederland te komen. Groningen werd zijn stad. Bijna een jaar na deze stap ging hij voetballen voor G.V.A.V-Rapiditas en al snel bleek Codrington een machtig wapen te bezitten: zijn snelheid. Aan atletiek had hij op dat moment nog geen seconde gedacht.
Van zijn zesde tot zijn vijftiende was hij de Ferrari in de jeugdopleiding van de Groningse stadsclub. ‘Voetballen deed ik met veel plezier, maar de laatste twee jaren werd dat minder. Ik kreeg ruzie met twee trainers want ik vond dat zij enkel commentaar op mij leverden. Zij wilden dat ik volgens hun ideeën ging spelen, gericht op mooi voetbal met prachtige doelpunten. Terwijl ik gewoon mijn eigen wedstrijd wilde spelen en vooral wilde winnen. Die bal moest in het doel en het maakte niet uit hoe.’ En juist toen hij het plezier in het voetballen begon te verliezen, kwam een vriendin van één van zijn teamgenoten een kijkje nemen bij een wedstrijd. ‘Zij deed aan atletiek en al snel probeerde ze mij over te halen om eens mee te komen trainen. De drang naar voetbal werd minder en uiteindelijk ben ik een keer mee gaan trainen. Atletiek was voor mij een sport in de schaduw en ik was toch wel benieuwd.’
Het was niet bepaald liefde op het eerste gezicht, zo beaamt Codrington. ‘Mannen in strakke broekjes, daar moest ik dan ook in gaan lopen. Dat vond ik helemaal niets. Maar na enkele trainingen, overigens nog niet in een strakke broek, merkte ik dat deze sport wel iets voor mij was. Bovendien hadden de atleten allemaal een enorme body en gespierd lichaam, iets wat mij ook wel trok. En natuurlijk wist ik dat ik snel was, maar ik kreeg pas echt door dat in deze sport mogelijkheden voor mij lagen na mijn eerste wedstrijd. Op gympies, in voetbaltenue en met de loophouding van een voetballer werd ik tweede in de series en won ik de finale in een snelle tijd binnen mijn leeftijdscategorie. Mijn tweede wedstrijd eindigde ik als tweede, achter Jerrel Feller die al jaren aan atletiek deed. Toen dacht ik: met veel trainen kan ik echt ver komen.’
En trainen deed hij. Voetbal was zijn eerste liefde, atletiek werd zijn grote liefde. Net als bij het voetbal, stelde Codrington zichzelf doelen. En die doelen moest hij gaan bereiken, stap voor stap. Op welke wijze, dat maakte niet uit. ‘Gio’, zoals zijn vrienden hem noemen, gelooft in zichzelf en houdt van uitdagingen. Als anderen zeggen dat iets niet gaat lukken, gebruikt hij dat als motivatie. Mensen het tegendeel bewijzen, hij houdt ervan. Bij dit onderwerp verschijnt een glimlach op zijn gezicht. ‘Voor mijn eerste internationale jeugdtoernooi werd tegen me gezegd dat dit heel zwaar zou worden en ik blij mocht zijn als ik de series doorkwam. Ik haalde de finale en werd uiteindelijk tweede, men was verbaasd. Dat geeft mij kracht en motivatie.’ Bij elk volgend toernooi werd een doel gesteld. De lat ging steeds hoger, de uitdaging werd groter. Tot aan de gouden estafettemedaille op het EK en de estafettefinale tijdens de Olympische Spelen.
Als het gesprek richting de periode na de Olympische Spelen gaat, verdwijnt de lach voor het eerst even van zijn gezicht. Een liesbreuk, gevolgd door een hamstringblessure en een ontsteking bij zijn achillespees maakten een einde aan zijn goede prestaties. Het WK ging aan zijn neus voorbij.
‘Die periode is het dieptepunt in mijn carrière’, vertelt hij met een serieuze blik in zijn ogen. ‘Ik ben toen drie weken met mijn vriendin naar Kreta geweest en heb mijn hoofd leeg gemaakt. Bij thuiskomst heb ik nieuwe doelen opgesteld en ben ik keihard gaan werken.’ Het harde werken werd beloond. In 2014 werd hij Nederlands kampioen indoor. Maar daarmee waren zijn revanchegevoelens niet gestild. Hij moest het EK 2014 in Zürich halen en dus een persoonlijk record lopen. Pas toen dat gelukt was, was zijn revanchejaar geslaagd.
Doelen stellen en vervolgens heel hard werken om deze te bereiken, het past helemaal bij de mens Codrington. Maar tussendoor ook altijd blijven genieten. De lach die hij veelvuldig op zijn gezicht heeft, is niet gemaakt. ‘Waarom zou je niet blijven lachen? Je gaat er niet harder door lopen als je alleen maar serieus kijkt,’ vindt Codrington. Hij lijkt daarmee op zijn teamgenoot Churandy Martina, die van vrolijkheid en optimisme inmiddels zijn handelsmerk heeft gemaakt. De nieuwe doelen zijn groot. ‘Individueel de Olympische Spelen halen en met de estafetteploeg daar een medaille halen’, zegt Codrington zonder twijfel. Het lijken grote woorden, maar zeg dat maar eens tegen hem. Dan gaat hij het tegendeel bewijzen. In een strak broekje. Hij lacht: ‘Ik houd ervan.’