Door RONALD OHLSEN Dat Groningen de navel van de wereld is, valt gemakkelijk te beredeneren. Er is maar één plek op aarde waar het noorden en het zuiden samenkomen en dat is in Stad en Ommeland. Hoe dat zit? Neem bijvoorbeeld de Groningse vlag, met de rode en de blauwe rechthoeken en het groen-witte kruis. Elke toerist die vanuit het zuiden naar het noorden reist, zal op een bepaald moment deze vlag zien wapperen. Het Scandinavische kruis in de kleuren van de hoofdstad zal hem doen beseffen dat de streken van de eeuwig zingende bossen, de fjorden en de rendieren in de buurt komen. Vanuit hier wordt het mogelijk om in één dag naar Kopenhagen te rijden. Groningen is het zuidelijkste deel van het noorden. |
Maar Groningen is ook het noordelijkste deel van het zuiden. Dat bewijst die voedzame groente die in het Italiaans cipolla heet en verder noordwaarts in de Duitstalige gebieden zwiebel. Het is deze eenvoudige plant uit de lookfamilie die de wereld uiteen doet vallen in heel verschillende delen. In het Gronings wordt nog gesproken van de siepel, maar dan is het eerst afgelopen. Nog verder noordwaarts houdt het rijk van de cipolla-zwiebel-siepels op en komt men in het land van de onions en de løg.
In Groningen ís het noorden het zuiden en het zuiden is dientengevolge het noorden.
Ondanks deze waarheid als een koe, wonen er hier al decennialang veel te veel mensen die denken dat het leven elders is. Vooral de echte Groningers zelf hebben er een handje van. Zo wandelde ik ooit samen met mijn goede vriend en collega Ruben van Gogh over de Grote Markt waar we de bekende sportverslaggever Piet van Dijken tegen het lijf liepen. Hij begroette ons met zijn vertrouwde enthousiasme. Opgewekt richtte hij het woord tot Ruben: ‘Hoe gaat het met jou? Wel goed geloof ik, toch? Jij woont nu toch in Utrecht?’
Daarna versomberde zijn blik. ‘En jij Ronald?’ ging hij voort. ‘Jij doet het wat minder goed, toch? Jij woont toch nog steeds in Groningen?’
Hieruit spreekt een eigenaardige levensvisie: wie híer woont, kan onmogelijk meetellen in de rest van de wereld. Ander voorbeeld. In 1996 was ik als schrijver te gast in het televisieprogramma Middageditie, een actualiteitenprogramma van de VARA, de VPRO en de NPS, dat elke dag werd uitgezonden om twaalf uur in de middag. Ik werd geïnterviewd door Inge Diepman. Later hoorde ik dat een kennis uit Groningen hevig geschrokken de instellingen van zijn televisie had veranderd omdat hij tot de conclusie was gekomen dat TV Noord op onverklaarbare wijze onder de knop van Nederland 3 terecht was gekomen.
Vaak hoor je hier het woord ‘landelijk’ als mensen duidelijk willen maken dat iemand of iets niet uit Groningen komt. Zo heb je bijvoorbeeld ‘landelijke’ dichters tegenover Groningse dichters. Een poëziebundel die in Groningen is uitgegeven en waar duizend exemplaren van werden verkocht is hier toch altijd nog minder belangrijk dan een poëziebundel die in Amsterdam is uitgegeven en waar maar honderdvijftig exemplaren van werden verkocht.
Het is maar goed dat in hun dagen mannen als Theodorus Niemeyer, Jan Berend Wolters, Popko Noordhoff en Hero Jan Hooghoudt nog niet zo’n last hadden van dit zo contraproductieve calimerocomplex. En ook in oudere tijden durfden de Groningers de concurrentie met de rest van de wereld wel degelijk aan. Ze stichtten een universiteit, ontdekten onbekende delen van de aardbol en bouwden de mooiste gotische toren van het noordelijk halfrond. En ze boekten succes. Was het niet de Amsterdammer Joost van den Vondel in eigen persoon die in 1672 nog dichtte: O, Groningen, pilaar en hoofdstad van de Friezen! Vanwaar begint men best t’ ontvouwen uwe lof?
Hoe kan het toch dat deze ooit zo eigengereide en toonaangevende stad een groot deel van zijn zelfvertrouwen verloor? Zou het iets te maken kunnen hebben met de komst van de postcodes? Het heeft er veel van weg dat die indertijd over het land verspreid zijn als een soort van strafpunten. Amsterdam heeft de postcodes gekregen die beginnen met een 1 en een 0. Hoe verder je van de Randstad komt, des te hoger wordt het puntental. Het maximale aantal strafpunten is destijds naar het Noord-Groningse dorpje Stitswerd gegaan, alwaar de postcodes maar liefst vier negens kennen. De stad Groningen moest zich tevredenstellen met de begincijfers 9 en 7.
Zou het waar zijn? Heerst in Groningen al decennialang de postcodeziekte? En als dat zo is, hoe valt die ziekte dan te genezen? Het zou toch niet zo moeilijk moeten zijn om een medicijn te ontwikkelen dat de stad bevrijdt van deze deprimerende kwaal. Zeker als je bedenkt hoe gemakkelijk het is om te beredeneren dat Groningen de navel van de wereld is.
In Groningen ís het noorden het zuiden en het zuiden is dientengevolge het noorden.
Ondanks deze waarheid als een koe, wonen er hier al decennialang veel te veel mensen die denken dat het leven elders is. Vooral de echte Groningers zelf hebben er een handje van. Zo wandelde ik ooit samen met mijn goede vriend en collega Ruben van Gogh over de Grote Markt waar we de bekende sportverslaggever Piet van Dijken tegen het lijf liepen. Hij begroette ons met zijn vertrouwde enthousiasme. Opgewekt richtte hij het woord tot Ruben: ‘Hoe gaat het met jou? Wel goed geloof ik, toch? Jij woont nu toch in Utrecht?’
Daarna versomberde zijn blik. ‘En jij Ronald?’ ging hij voort. ‘Jij doet het wat minder goed, toch? Jij woont toch nog steeds in Groningen?’
Hieruit spreekt een eigenaardige levensvisie: wie híer woont, kan onmogelijk meetellen in de rest van de wereld. Ander voorbeeld. In 1996 was ik als schrijver te gast in het televisieprogramma Middageditie, een actualiteitenprogramma van de VARA, de VPRO en de NPS, dat elke dag werd uitgezonden om twaalf uur in de middag. Ik werd geïnterviewd door Inge Diepman. Later hoorde ik dat een kennis uit Groningen hevig geschrokken de instellingen van zijn televisie had veranderd omdat hij tot de conclusie was gekomen dat TV Noord op onverklaarbare wijze onder de knop van Nederland 3 terecht was gekomen.
Vaak hoor je hier het woord ‘landelijk’ als mensen duidelijk willen maken dat iemand of iets niet uit Groningen komt. Zo heb je bijvoorbeeld ‘landelijke’ dichters tegenover Groningse dichters. Een poëziebundel die in Groningen is uitgegeven en waar duizend exemplaren van werden verkocht is hier toch altijd nog minder belangrijk dan een poëziebundel die in Amsterdam is uitgegeven en waar maar honderdvijftig exemplaren van werden verkocht.
Het is maar goed dat in hun dagen mannen als Theodorus Niemeyer, Jan Berend Wolters, Popko Noordhoff en Hero Jan Hooghoudt nog niet zo’n last hadden van dit zo contraproductieve calimerocomplex. En ook in oudere tijden durfden de Groningers de concurrentie met de rest van de wereld wel degelijk aan. Ze stichtten een universiteit, ontdekten onbekende delen van de aardbol en bouwden de mooiste gotische toren van het noordelijk halfrond. En ze boekten succes. Was het niet de Amsterdammer Joost van den Vondel in eigen persoon die in 1672 nog dichtte: O, Groningen, pilaar en hoofdstad van de Friezen! Vanwaar begint men best t’ ontvouwen uwe lof?
Hoe kan het toch dat deze ooit zo eigengereide en toonaangevende stad een groot deel van zijn zelfvertrouwen verloor? Zou het iets te maken kunnen hebben met de komst van de postcodes? Het heeft er veel van weg dat die indertijd over het land verspreid zijn als een soort van strafpunten. Amsterdam heeft de postcodes gekregen die beginnen met een 1 en een 0. Hoe verder je van de Randstad komt, des te hoger wordt het puntental. Het maximale aantal strafpunten is destijds naar het Noord-Groningse dorpje Stitswerd gegaan, alwaar de postcodes maar liefst vier negens kennen. De stad Groningen moest zich tevredenstellen met de begincijfers 9 en 7.
Zou het waar zijn? Heerst in Groningen al decennialang de postcodeziekte? En als dat zo is, hoe valt die ziekte dan te genezen? Het zou toch niet zo moeilijk moeten zijn om een medicijn te ontwikkelen dat de stad bevrijdt van deze deprimerende kwaal. Zeker als je bedenkt hoe gemakkelijk het is om te beredeneren dat Groningen de navel van de wereld is.