De brede gangen tonen zich ogenschijnlijk zakelijk en functioneel, typisch naoorlogs. Wie vaker door deze gangen beweegt en in de gelegenheid is door de schijnbare functionaliteit heen te kijken ziet de bijzondere details en een grote verscheidenheid aan metselwerkpatronen. Het gebouw is stilletjes een bedekt Gesamtkunstwerk waarin architectuur, muurschilderingen, beelden en mozaïeken samen komen en iets groters teweegbrengen.
Het schoolcomplex aan de Heinsiusstraat, net naast station Noord, bestaat uit een hoofdgebouw met leslokalen, een gymnastieklokaal, werkplaatslokalen, een tweede vleugel met leslokalen en een grotendeels omsloten schoolplein. Het monumentale pand, onderdeel van Uitbreidingsplan De Hoogte, is in 1957 gebouwd als Christelijke Technische School ‘Prins Bernhard’, een ontwerp van de architect Broos van het architectenbureau Van Wijk & Broos uit Groningen. Opdrachtgever in 1957 was de Vereniging voor Christelijk Nijverheidsonderwijs aan jongens voor Groningen en Omgeving. Tot augustus 2011 was het pand in gebruik als een van de vestigingen van het Wesselganzevoort College. In september van dat jaar kwam het gebouw onder beheer van Carex. Door leegstaande gebouwen tijdelijk een nieuwe functie te geven wordt iets aan de samenleving toegevoegd, zo is het credo van Carex. De huidige bewoners hebben de school opnieuw hernoemt tot "De Hamrik". Zo heette de school eerder en dit is de naam die is blijven hangen onder veel Stadjers. Het pand is nu een smeltkroes van kunst en cultuur. Met meer dan twintig kunstenaars, een toneelvereniging, een buurtcentrum met tweedehands 'bazaar', een zorgverlener, muzikanten, een biologische, bebaarde soepcateraar, twee architecten en een aantal creatieve bewoners, is De Hamrik een schoolvoorbeeld van het nut van tijdelijk beheer.
De geur bevestigt ouderdom. Wanneer ik het gebouw voor de eerste keer binnenstap brengt die specifieke geur me bij verrassing terug bij de muzieklessen op vrijdagmiddag en mijn kalende maar altijd goedgehumeurde muziekleraar Rudi, zo’n twintig jaar geleden in een oude huishoudschool aan de rand van het dorp waar ik opgroeide. De Hamrik stemt melancholisch, het brengt me niet alleen terug bij mijn eigen herinneringen, ook dringen zich levendige beelden op van bedaarde, puberende jongens die met lichte tegenzin door de brede gangen dwalen op eeuwig durende, meisjes-loze schooldagen. De lessen van het Christelijk Nijverheidsonderwijs zijn inmiddels afgelopen, maar De Hamrik staat nog, onbewogen. Het gebouw laat zich nu, jaren later, in traag tempo lezen: als ik op een dag weer eens het gangetje naar de toiletten maak ontdek ik ineens hoe complexe metselwerkpatronen die de ruime gangen markeren zich bescheiden, in eerste instantie totaal onopvallend, afwisselen. De rijke, zorgvuldige detaillering en daaraan onlosmakelijk verbonden de arbeid en energie die de makers en de ontwerper erin moeten hebben gelegd wekt niet alleen sympathie, het dient een belangrijker doel.
In een tijd waarin architectuur onder druk staat maakt het oude schoolgebouw duidelijk dat goede architectuur een belangrijke maatschappelijke meerwaarde kan opleveren. Want voor gebouwen die een prettige gevoel teweeg brengen en waar we ons verbonden mee voelen zijn wij blijkbaar graag bereid ons aan te passen, zo blijkt uit talloze voorbeelden. De oude grachtenpanden in onze hoofdstad zijn nog het meest illustratief: al honderden jaren wordt op de meest uiteenlopende manieren invulling gegeven aan uiterlijk grotendeels onveranderde gebouwen. Zoals een tuinier zijn tuin onderhoudt, zo worden de grachtenpanden door de jaren heen geschikt gehouden voor gewenst gebruik. Zo af en toe wordt ‘gesnoeid, gestekt en gewied’ om de panden die van origine als graanopslag werden gebruikt geschikt te maken voor woningen, advocatenkantoren, peeskamertjes, kroegen, H&M’s, uitzendbureau’s en van dies meer zij.
De Hamrik doet 57 jaar na de bouw een pleidooi voor de architectuur van ‘een beetje meer.’ Binnen de royale, zakelijk opgezette hoofdstructuur maken ambachtelijke details, zorgvuldig afgestemde patronen, muurschilderingen, mozaïeken en inmiddels de geur en sfeer dat het gebouw iets bij je losmaakt. Iets dat onmogelijk in geld uit te drukken is. Een gebouw waar Stadjers zich verbonden mee voelen en waarvoor we bereid zijn te investeren is wat waard in een tijd die gaat over duurzaamheid.
In een tijd waarin architectuur onder druk staat maakt het oude schoolgebouw duidelijk dat goede architectuur een belangrijke maatschappelijke meerwaarde kan opleveren. Want voor gebouwen die een prettige gevoel teweeg brengen en waar we ons verbonden mee voelen zijn wij blijkbaar graag bereid ons aan te passen, zo blijkt uit talloze voorbeelden. De oude grachtenpanden in onze hoofdstad zijn nog het meest illustratief: al honderden jaren wordt op de meest uiteenlopende manieren invulling gegeven aan uiterlijk grotendeels onveranderde gebouwen. Zoals een tuinier zijn tuin onderhoudt, zo worden de grachtenpanden door de jaren heen geschikt gehouden voor gewenst gebruik. Zo af en toe wordt ‘gesnoeid, gestekt en gewied’ om de panden die van origine als graanopslag werden gebruikt geschikt te maken voor woningen, advocatenkantoren, peeskamertjes, kroegen, H&M’s, uitzendbureau’s en van dies meer zij.
De Hamrik doet 57 jaar na de bouw een pleidooi voor de architectuur van ‘een beetje meer.’ Binnen de royale, zakelijk opgezette hoofdstructuur maken ambachtelijke details, zorgvuldig afgestemde patronen, muurschilderingen, mozaïeken en inmiddels de geur en sfeer dat het gebouw iets bij je losmaakt. Iets dat onmogelijk in geld uit te drukken is. Een gebouw waar Stadjers zich verbonden mee voelen en waarvoor we bereid zijn te investeren is wat waard in een tijd die gaat over duurzaamheid.