Interview: Ronald Ohlsen Gerrit Brand schreef met De wegen van Valentina zijn derde roman, een boek dat op geen enkele manier voldoet aan de kenmerken van de gemiddelde bestseller en dat toch moeilijk aan de kant te leggen is als je eenmaal door het verhaal bent gegrepen. De schrijver maakt keuzes die de leesbaarheid aanvankelijk niet ten goede lijken te komen, maar die uiteindelijk zoveel vragen oproepen dat er geen ontkomen aan is: ten slotte móét je weten waarom. Waarom wat? Ronald Ohlsen voelde de schrijver aan de tand en kwam in Italiaanse sferen. |
Gerrit Brand (1956) werd in Zwolle geboren en groeide op in Dedemsvaart. Hij studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen met als bijvakken Zweeds en Portugees. In 1982 behaalde hij zijn doctoraal met een scriptie over het Nederlands op Curaçao en een eerstegraads lesbevoegdheid Nederlands. Banen in het onderwijs waren begin jaren tachtig schaars en Brand werkte enkele jaren als barkeeper en als freelance tolk‐vertaler Portugees. Daarnaast begon hij te schrijven. Hij schreef een aantal boeken, ‘vingeroefeningen’ die stuk voor stuk in een bureaulade belandden. In 2007 verscheen zijn eerste roman, Tolvlucht bij uitgeverij Omnia, een imprint van uitgeverij Philip Elchers. In 2011 volgde Een heel nieuw leven, en op 10 november a.s. De wegen van Valentina, beide bij Uitgeverij Nobelman.
Je wilde met De wegen van Valentina een plotloze roman schrijven. Waarom?
In Een heel nieuw leven zat juist wél een heel sterke plot. Ik wilde nu een boek maken waarin wel veel gebeurt, maar niet op zo’n manier dat alles in elkaar grijpt en uitgedacht is. Het gaat in De wegen van Valentina meer om een sfeer en een gevoel dan om het verhaal, zoals bijvoorbeeld ook in de films van Antonioni en Godard. Dat is tegengesteld aan hoe het tegenwoordig bijna moet. In moderne Hollywoodfilms moet alles op zijn plaats vallen en is de plot allesbepalend. In De wegen van Valentina wil ik de sfeer oproepen van die plotloze Antonionifilms.
Wat onmiddellijk opvalt is dat het verhaal volledig van de buitenkant wordt verteld. Nergens worden de gedachten van personages weergegeven.
Nee, dat klopt. Ik wilde dat de leeservaring heel dicht in de buurt komt van de ervaring die je hebt als je naar een film zit te kijken. Daarom treed ik nergens in het hoofd van de personages. Allemaal opeenvolgende scènes. In een film moet je uit wat je ziet en hoort opmaken wat er in het hoofd van de personages omgaat. In De wegen van Valentina leert de lezer uit de beschrijvingen en de dialogen wat de personages denken en voelen.
Ben je niet bang dat het bij lezers een gevoel van oppervlakkigheid in de hand werkt?
Dat ze het gewoon een stom verhaaltje vinden waarin ook nog eens niets gebeurt?
Ja.
Dat is een risico. Maar ik heb heel bewust bij elke zin zitten nadenken over wat er op papier precies gebeurt. En bij elke scène heb ik me afgevraagd wat die opleverde aan emoties. Bijvoorbeeld: ze hebben ruzie. Ze zeggen iets tegen elkaar. Maar ik moet beschrijven hoe ze erbij zitten. Ik heb de gevoelens van de personages beschreven via hun handelingen en hetgeen ze uitspreken, op zo’n manier dat je als lezer een heel duidelijk beeld krijgt van wat er in ze omgaat.
Waarop wilde je dat per se op deze manier doen?
Waar het mij om gaat in literatuur is stijl. Het gaat om de manier waarop het boek geschreven is en niet zozeer om de inhoud. Ik vind overigens wel dat literatuur ook story telling is, dat er dus wel een verhaaltje aanwezig moet zijn. Maar daarbij blijft het van doorslaggevend belang hóé dat verhaaltje wordt verteld. En laten we wel wezen: elk verhaal is al duizenden, nee miljoenen malen verteld. Ook het verhaal van De wegen van Valentina is geen nieuw verhaal. Dat kán het niet zijn. Er zijn zoveel boeken over liefdes die op de klippen lopen, slechte huwelijken en midlife crises. Het is het belangrijkste thema in de literatuur van over de hele wereld: hoe mensen met elkaar omgaan.
Je wilde eigenlijk een Antonionifilm schrijven?
Haha, zo zou je het kunnen zeggen. Nee, maar de roman is wel gebaseerd op een verhaal van Antonioni. Ik was in het antiquariaat van Albert Hogeveen in de Folkingestraat en daar vond ik in de bak die altijd voor de winkel staat een boek met teksten van Antonioni. Het waren voorzetten voor films die ook gelezen konden worden als kleine, literair getinte teksten. Daar was ook het zeer korte verhaal ‘Een hoop leugens’ bij. Dat heb ik uitgewerkt, niet tot film maar tot de roman De wegen van Valentina.
Op wat voor manier?
Ik heb dat gedaan zoals Antonioni zelf de film Blow-up inspireerde op een verhaal van Julio Cortázar, heel vrij dus. Het gegeven dat Antonioni in ‘Een hoop leugens’ beschrijft is enkel het uitgangspunt: twee mannen gaan met hun vrouwen op vakantie. Een van de vrouwen biecht bij haar man op dat ze verliefd is op de andere man. Deze vertelt dat door aan zijn vriend. Daar stopt het bij Antonioni.
Vanwaar die fascinatie voor Antonioni?
Dat komt door een boek van een Amerikaanse professor. Antonioni’s teksten zijn uit het Italiaans in het Engels vertaald door ene William Arrowsmith, die professor was aan onder meer de Yale University. Deze Arrowsmith bleek een boek te hebben geschreven waarin hij als classicus de films van Antononi analyseert: Antonioni: The Poet of Images. Ik heb dat boek opgezocht en gelezen. En vervolgens heb ik alle Antonionifilms bekeken. Ik raakte zó onder de indruk dat ik besloot er iets mee te doen. Bij Antonioni gaat het altijd om de details: elke kleur, elke close-up heeft een betekenis. Die manier van ‘vertellen’ heb ik ook gebruikt bij het schrijven van deze roman.
Zijn er ook literaire schrijvers die jou hebben beïnvloed?
Ik ben de laatste jaren vooral door de Amerikaanse literatuur beïnvloed. Dat is vijftien jaar geleden begonnen toen ik Vladimir Nabokov ontdekte. Dat is nog steeds een van de grootste schrijvers die ik ken, alleen al vanwege het feit dat die man zo ontzettend erudiet is. Dat kan overigens ook irritant uitpakken. Zijn latere werk is wat mij betreft redelijk onleesbaar. Na Nabokov las ik ook andere Amerikanen zoals Raymond Carver, Cormac McCarthy en Richard Yates.
De wegen van Valentina kun je lezen als een portret van twee mannen die vlak na de oorlog geboren zijn en in materieel opzicht volop genieten van de ongekende mogelijkheden die de bloeiende economie hun decennialang heeft geboden. Hun leven is desondanks bijzonder leeg. Ze lijken niet in staat te zijn er echt iets van te maken.
De twee mannelijke personages in het boek hebben allebei artistieke ambities. Voor hen is het moeilijker gebleken om deze artistieke ambities te verwezenlijken dan om behoorlijk wat geld te verdienen. De ene maakt reclamefilms maar zou liever eens een mooie speelfilm willen maken en de andere is een ontwerper van damestassen die veel liever kunstenaar zou zijn. Allebei werden ze zeer rijk van wat ze doen, maar ze zijn daardoor ook verstrikt geraakt in een leven dat ze niet willen leiden.
Autobiografisch?
Ik ben zelf van een generatie die nogal wat idealen had. Wij werden opgevoed met het idee: je kunt gaan studeren wat je wilt. Daar vind je dan later wel een leuke baan bij. Vooral doen wat je leuk vindt. Aan geld dachten we eigenlijk nooit. Achteraf bekeken is dat heel dom geweest. Ik had in plaats van Nederlands beter bijvoorbeeld medicijnen kunnen gaan studeren. Eigenlijk wilde ik gewoon schrijver worden. Maar ja, hoe gaat dat. Je gaat werken en je moet het schrijven er een beetje bij doen. Dat raakt dan steeds meer in het slop.
Heb je daar spijt van?
De vraag is of dat niet algemeen menselijk is. Ik zie bijvoorbeeld ook veel van die zakelijke relaties van mij, die nu net met pensioen zijn en die allemaal geld zat hebben en eigenlijk niet goed weten wat ze daarmee aan moeten. Die gaan dan een beetje rondvaren op een boot of ze gaan de godganse dag golfen. Dat is natuurlijk allemaal vrij leeg en oppervlakkig. De ouders van deze mensen moesten tot op hoge leeftijd keihard werken om te zorgen dat er brood op de plank kwam. Dat leidde in veel gevallen óók tot een leeg en oppervlakkig leven. De zingeving zat hem dan vaak nog enigszins in de religie, maar zoals je weet hebben we die in de jaren zeventig ook afgeschaft.
De mannelijke personages komen niet erg sympathiek over. Ze zeggen ergens in het boek onomwonden tegen elkaar dat ze eigenlijk gewoon ‘patsers’ zijn.
Dat klopt. Ik heb geen feelgoodroman willen schrijven. Beide heren weten dat ze overkomen als patsers, maar zelf zien ze zich als gemankeerde kunstenaars die een sterke drang gevoelen om nog iets bijzonders te presteren in het leven. Dat maakt het allemaal extra schrijnend.
Hardcore feministes zullen dit boek waarschijnlijk niet zo kunnen waarderen omdat de vrouwen er nogal ondergeschikte rollen in vervullen.
Is dat zo?
Ja.
Ik ben me daar niet zo van bewust. Maar ik vind het eigenlijk wel leuk als dat zo is. Ik herinner me nog goed dat er in Groningen vrouwencafés waren waar ik als bleue student niet naar binnen durfde te gaan. Er bestond in de jaren zeventig een soort agressie jegens mannen. Als je dan naar een vrouw floot of alleen maar kéék, kreeg je een klap voor je kop. Zo erg is het gelukkig allang niet meer. Het is inmiddels weer tamelijk rolbevestigend geworden eigenlijk. Vooral die generatie van vlak na de oorlog heeft dat zelf uiteindelijk weer in de hand gewerkt. Ze hebben de wereld veel minder veranderd dan ze zelf vaak denken.
Hoe groot is de afstand tussen jou en de personages?
Ik lijk misschien enigszins op Charles, maar ik beschouw ze inderdaad alle vier van een afstand. Dat komt ook doordat ik het zo filmisch mogelijk heb willen opschrijven. Nogmaals: als je deze roman leest, moet het zijn alsof je naar een speelfilm kijkt.
Een Antonionifilm.
Misschien toch wel, inderdaad.
Je wilde met De wegen van Valentina een plotloze roman schrijven. Waarom?
In Een heel nieuw leven zat juist wél een heel sterke plot. Ik wilde nu een boek maken waarin wel veel gebeurt, maar niet op zo’n manier dat alles in elkaar grijpt en uitgedacht is. Het gaat in De wegen van Valentina meer om een sfeer en een gevoel dan om het verhaal, zoals bijvoorbeeld ook in de films van Antonioni en Godard. Dat is tegengesteld aan hoe het tegenwoordig bijna moet. In moderne Hollywoodfilms moet alles op zijn plaats vallen en is de plot allesbepalend. In De wegen van Valentina wil ik de sfeer oproepen van die plotloze Antonionifilms.
Wat onmiddellijk opvalt is dat het verhaal volledig van de buitenkant wordt verteld. Nergens worden de gedachten van personages weergegeven.
Nee, dat klopt. Ik wilde dat de leeservaring heel dicht in de buurt komt van de ervaring die je hebt als je naar een film zit te kijken. Daarom treed ik nergens in het hoofd van de personages. Allemaal opeenvolgende scènes. In een film moet je uit wat je ziet en hoort opmaken wat er in het hoofd van de personages omgaat. In De wegen van Valentina leert de lezer uit de beschrijvingen en de dialogen wat de personages denken en voelen.
Ben je niet bang dat het bij lezers een gevoel van oppervlakkigheid in de hand werkt?
Dat ze het gewoon een stom verhaaltje vinden waarin ook nog eens niets gebeurt?
Ja.
Dat is een risico. Maar ik heb heel bewust bij elke zin zitten nadenken over wat er op papier precies gebeurt. En bij elke scène heb ik me afgevraagd wat die opleverde aan emoties. Bijvoorbeeld: ze hebben ruzie. Ze zeggen iets tegen elkaar. Maar ik moet beschrijven hoe ze erbij zitten. Ik heb de gevoelens van de personages beschreven via hun handelingen en hetgeen ze uitspreken, op zo’n manier dat je als lezer een heel duidelijk beeld krijgt van wat er in ze omgaat.
Waarop wilde je dat per se op deze manier doen?
Waar het mij om gaat in literatuur is stijl. Het gaat om de manier waarop het boek geschreven is en niet zozeer om de inhoud. Ik vind overigens wel dat literatuur ook story telling is, dat er dus wel een verhaaltje aanwezig moet zijn. Maar daarbij blijft het van doorslaggevend belang hóé dat verhaaltje wordt verteld. En laten we wel wezen: elk verhaal is al duizenden, nee miljoenen malen verteld. Ook het verhaal van De wegen van Valentina is geen nieuw verhaal. Dat kán het niet zijn. Er zijn zoveel boeken over liefdes die op de klippen lopen, slechte huwelijken en midlife crises. Het is het belangrijkste thema in de literatuur van over de hele wereld: hoe mensen met elkaar omgaan.
Je wilde eigenlijk een Antonionifilm schrijven?
Haha, zo zou je het kunnen zeggen. Nee, maar de roman is wel gebaseerd op een verhaal van Antonioni. Ik was in het antiquariaat van Albert Hogeveen in de Folkingestraat en daar vond ik in de bak die altijd voor de winkel staat een boek met teksten van Antonioni. Het waren voorzetten voor films die ook gelezen konden worden als kleine, literair getinte teksten. Daar was ook het zeer korte verhaal ‘Een hoop leugens’ bij. Dat heb ik uitgewerkt, niet tot film maar tot de roman De wegen van Valentina.
Op wat voor manier?
Ik heb dat gedaan zoals Antonioni zelf de film Blow-up inspireerde op een verhaal van Julio Cortázar, heel vrij dus. Het gegeven dat Antonioni in ‘Een hoop leugens’ beschrijft is enkel het uitgangspunt: twee mannen gaan met hun vrouwen op vakantie. Een van de vrouwen biecht bij haar man op dat ze verliefd is op de andere man. Deze vertelt dat door aan zijn vriend. Daar stopt het bij Antonioni.
Vanwaar die fascinatie voor Antonioni?
Dat komt door een boek van een Amerikaanse professor. Antonioni’s teksten zijn uit het Italiaans in het Engels vertaald door ene William Arrowsmith, die professor was aan onder meer de Yale University. Deze Arrowsmith bleek een boek te hebben geschreven waarin hij als classicus de films van Antononi analyseert: Antonioni: The Poet of Images. Ik heb dat boek opgezocht en gelezen. En vervolgens heb ik alle Antonionifilms bekeken. Ik raakte zó onder de indruk dat ik besloot er iets mee te doen. Bij Antonioni gaat het altijd om de details: elke kleur, elke close-up heeft een betekenis. Die manier van ‘vertellen’ heb ik ook gebruikt bij het schrijven van deze roman.
Zijn er ook literaire schrijvers die jou hebben beïnvloed?
Ik ben de laatste jaren vooral door de Amerikaanse literatuur beïnvloed. Dat is vijftien jaar geleden begonnen toen ik Vladimir Nabokov ontdekte. Dat is nog steeds een van de grootste schrijvers die ik ken, alleen al vanwege het feit dat die man zo ontzettend erudiet is. Dat kan overigens ook irritant uitpakken. Zijn latere werk is wat mij betreft redelijk onleesbaar. Na Nabokov las ik ook andere Amerikanen zoals Raymond Carver, Cormac McCarthy en Richard Yates.
De wegen van Valentina kun je lezen als een portret van twee mannen die vlak na de oorlog geboren zijn en in materieel opzicht volop genieten van de ongekende mogelijkheden die de bloeiende economie hun decennialang heeft geboden. Hun leven is desondanks bijzonder leeg. Ze lijken niet in staat te zijn er echt iets van te maken.
De twee mannelijke personages in het boek hebben allebei artistieke ambities. Voor hen is het moeilijker gebleken om deze artistieke ambities te verwezenlijken dan om behoorlijk wat geld te verdienen. De ene maakt reclamefilms maar zou liever eens een mooie speelfilm willen maken en de andere is een ontwerper van damestassen die veel liever kunstenaar zou zijn. Allebei werden ze zeer rijk van wat ze doen, maar ze zijn daardoor ook verstrikt geraakt in een leven dat ze niet willen leiden.
Autobiografisch?
Ik ben zelf van een generatie die nogal wat idealen had. Wij werden opgevoed met het idee: je kunt gaan studeren wat je wilt. Daar vind je dan later wel een leuke baan bij. Vooral doen wat je leuk vindt. Aan geld dachten we eigenlijk nooit. Achteraf bekeken is dat heel dom geweest. Ik had in plaats van Nederlands beter bijvoorbeeld medicijnen kunnen gaan studeren. Eigenlijk wilde ik gewoon schrijver worden. Maar ja, hoe gaat dat. Je gaat werken en je moet het schrijven er een beetje bij doen. Dat raakt dan steeds meer in het slop.
Heb je daar spijt van?
De vraag is of dat niet algemeen menselijk is. Ik zie bijvoorbeeld ook veel van die zakelijke relaties van mij, die nu net met pensioen zijn en die allemaal geld zat hebben en eigenlijk niet goed weten wat ze daarmee aan moeten. Die gaan dan een beetje rondvaren op een boot of ze gaan de godganse dag golfen. Dat is natuurlijk allemaal vrij leeg en oppervlakkig. De ouders van deze mensen moesten tot op hoge leeftijd keihard werken om te zorgen dat er brood op de plank kwam. Dat leidde in veel gevallen óók tot een leeg en oppervlakkig leven. De zingeving zat hem dan vaak nog enigszins in de religie, maar zoals je weet hebben we die in de jaren zeventig ook afgeschaft.
De mannelijke personages komen niet erg sympathiek over. Ze zeggen ergens in het boek onomwonden tegen elkaar dat ze eigenlijk gewoon ‘patsers’ zijn.
Dat klopt. Ik heb geen feelgoodroman willen schrijven. Beide heren weten dat ze overkomen als patsers, maar zelf zien ze zich als gemankeerde kunstenaars die een sterke drang gevoelen om nog iets bijzonders te presteren in het leven. Dat maakt het allemaal extra schrijnend.
Hardcore feministes zullen dit boek waarschijnlijk niet zo kunnen waarderen omdat de vrouwen er nogal ondergeschikte rollen in vervullen.
Is dat zo?
Ja.
Ik ben me daar niet zo van bewust. Maar ik vind het eigenlijk wel leuk als dat zo is. Ik herinner me nog goed dat er in Groningen vrouwencafés waren waar ik als bleue student niet naar binnen durfde te gaan. Er bestond in de jaren zeventig een soort agressie jegens mannen. Als je dan naar een vrouw floot of alleen maar kéék, kreeg je een klap voor je kop. Zo erg is het gelukkig allang niet meer. Het is inmiddels weer tamelijk rolbevestigend geworden eigenlijk. Vooral die generatie van vlak na de oorlog heeft dat zelf uiteindelijk weer in de hand gewerkt. Ze hebben de wereld veel minder veranderd dan ze zelf vaak denken.
Hoe groot is de afstand tussen jou en de personages?
Ik lijk misschien enigszins op Charles, maar ik beschouw ze inderdaad alle vier van een afstand. Dat komt ook doordat ik het zo filmisch mogelijk heb willen opschrijven. Nogmaals: als je deze roman leest, moet het zijn alsof je naar een speelfilm kijkt.
Een Antonionifilm.
Misschien toch wel, inderdaad.