Over de roman Uit de eerste hand (Inside story) van Martin Amis
Tekst Gerrit Brand
Af en toe doe je jezelf iets aan. Zoals te besluiten het laatste boek van Martin Amis te lezen en er een ‘stuk’ over te schrijven. Een recensie wil ik het niet noemen. Een beschouwing, gebaseerd op notities gemaakt tijdens het lezen van Uit de eerste hand (Inside Story), een roman van 628 pagina’s. Een roman. Maar het is helemaal geen roman.
Af en toe doe je jezelf iets aan. Zoals te besluiten het laatste boek van Martin Amis te lezen en er een ‘stuk’ over te schrijven. Een recensie wil ik het niet noemen. Een beschouwing, gebaseerd op notities gemaakt tijdens het lezen van Uit de eerste hand (Inside Story), een roman van 628 pagina’s. Een roman. Maar het is helemaal geen roman.
In Uit de eerste hand mengt Martin Amis vrolijk fictie en non-fictie door elkaar. Je weet bij het lezen nooit precies wat nu wel en wat niet op werkelijkheid berust. Sommige personages in het boek zijn fictief, bijvoorbeeld Phoebe, de vriendin van Amis (of de verteller) uit zijn jonge jaren, die inmiddels net als de schrijver in de zeventig is. Vroeger een bloedmooie, sexy vrouw, nu een aan lager wal geraakt drankorgel (zeg ik op basis van wat ik me van haar herinner na het lezen van het boek). De belangrijkste personages zijn echter Saul Bellow, Christopher Hitchens en Philip Larkin. Bellow is/was Amis’ grote vriend en voorbeeld als het om het schrijven van literaire fictie ging. Christopher Hitchens was een vriend van Amis en een fanatiek atheïst (kort door de bocht: behorend tot een clubje schrijvers dat het stempel ‘Nieuw Atheïsme’ meekreeg en het ene na het andere antireligieuze boek uitgaf). De dichter Philip Larkin was ook bevriend met Martin Amis en net als Hitchens stierf hij aan slokdarmkanker, met als verschil dat Larkin in 1985 overleed en Hitchens in 2011. Saul Bellow overleed in 2005 op z’n 89ste en was de laatste jaren van zijn leven de weg kwijt, omdat hij aan dementie leed. Je kunt je tijdens het lezen van Amis’ memoires (want zo zou ik het beschrevene in de roman wel willen noemen) niet aan de indruk onttrekken dat de rode lijn in het boek ouderdom, oud worden, ziekte en vergankelijkheid is.
Zoals gezegd: je weet nooit of het fictie of non-fictie is, wat je leest. Echt of verzonnen. Omdat het zo’n enorme lap tekst is, blijf je maar lezen. Zoals je Proust leest of dat boek van Pasolini, Olie. Je ondergaat het als een gevoel, een stream of consciousness. Je leest en leest en af en toe raak je de draad kwijt, maar op de een of andere manier komt er toch een bepaalde sfeer uit het gelezene naar voren die het doornemen van dit boek tot een plezier maakt. Ook al heb je soms geen idee waar hij het over heeft, het doet er niet toe. Je blijft doorlezen.
Amis doet veel aan name dropping. Graham Greene, Philip Larkin, V.S. Pritchett. Over oud worden en jezelf langdradig vinden (herkenbaar). Omdat het boek zo autobiografisch is en het zo’n dikke pil is, ga je automatisch over je eigen leven nadenken, je gaat je levensloop na, de vrouwen in je leven, etc. Dit is echt een boek dat elke schrijver moet lezen.
Eigenlijk kun je dit boek van een zeventigjarige pas lezen als je zelf ook enigszins op leeftijd bent en het tot je begint door te dringen dat niemand het eeuwige leven heeft. ‘Het leven wordt gekenmerkt door een eigenschap die schadelijk is voor fictie. Het leven is vormeloos,’ zegt Amis, ‘het verwijst nergens naar en is ook nergens op terug te voeren, het vertoont geen samenhang. Uit artistiek oogpunt is het dood. Het leven is dood.’
Amis is (althans in dit boek) een echte writer’s writer. Hij geeft ook schrijfadviezen. In het boek veel bespiegelingen over de roman. Over de estheten versus de functionalisten. Een beetje onze vorm of vent-discussie van vroeger, of de vraag of een roman geëngageerd moet zijn. De estheten zeggen dat de roman geen enkel doel dient: het is een kunstobject, meer niet. De functionalisten zien de roman als fundamenteel vooruitstrevend: fictie is bedoeld (of zou bedoeld moeten zijn) ter bevordering van het menselijk welzijn. Martin Amis filosofeert over deze vraag: ‘Nu heb ik altijd het idee gehad dat die vooruitstrevenden het verkeerd zagen, maar de estheten kunnen al helemaal geen gelijk hebben. (…) [S]treeft een romanschrijver dan nooit een doel na, kan hij dat zijn hele volwassen leven volhouden?’
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Martin Amis (geboren in 1949) met Uit de eerste hand zijn laatste boek heeft willen schrijven. Waarin hij alles wat hem in het leven en tijdens zijn schrijverscarrière geboeid heeft nog eens de revue wil laten passeren. De thema’s van de laatste tijd worden aangesneden: nine-eleven, de controverse tussen soennieten en sjiieten. (Niemand wist wat het verschil was tussen deze twee stromingen in de moslimwereld toen in 2001 de aanslag op het World Trade Center in New York plaatsvond).
Amis noemt veel schrijvers, onder wie Nabokov, Elmore Leonard en bijvoorbeeld John Braine (een schrijver waar ik persoonlijk veel waardering voor heb), die hij flink afkraakt. Hij noemt Trump en Brexit, twee zaken die nu alweer bijna achterhaald zijn. Martin Amis’ boek is een pre-COVID boek. Dat is wel fijn.
Uitgebreid wordt beschreven hoe de ziekte van zijn vriend Christopher Hitchens verloopt. Als hij te horen krijgt dat hij kanker heeft, gaat hij ‘eindelijk’ fitnessen. ‘Een fitnessruimte in het ziekenhuis,’ zegt Amis, ‘het heeft iets tegenstrijdigs - zoals de Jonge Conservatieven.’
Hitchens wordt behandeld in Houston Texas. Een stad die door Amis cancer city wordt genoemd. Ook het commerciële Amerikaanse gezondheidszorgsysteem wordt besproken. In Amerika is iedereen voortdurend gestrest vanwege de financiële implicaties van een ziekenhuisbehandeling. Geen leuk boek om te lezen voor mensen die zelf kanker hebben.
Zoals gezegd, echt een boek voor mensen op leeftijd. Amis ‘filosofeert’ er stevig op los. ‘Aan het einde van de middelbare leeftijd is er iets in je lichaam dat stolt en zich verhardt en een soort cyste wordt - dat is je lot, je bestemming. Zo zul je je de rest van je leven voelen.’
Over de vraag of je in deze tijd eigenlijk nog wel zou moeten lezen – je kunt alles immers op YouTube nakijken – heeft Amis wel een antwoord: Je moet blijven lezen, omdat dat de enige activiteit is die je hersens activeert. Je aan het denken zet.
Het boek gaat wel heel erg over de dood. Zoals ik zelf al jaren geleden ontdekte: alles eindigt met de dood. Geen enkel leven loopt goed af. En waar heb je het allemaal voor gedaan?
De fictieve personages in het boek zijn nogal schimmig, maar dat doet er niet toe. Dit is autobiografisch proza van hoog niveau. Amis heeft niet de moeite genomen om zijn verhaal in een romanvorm te gieten, terwijl hij het wel een roman noemt. Als roman is het een raar misbaksel van onbegrijpelijke stukken en mooie autobiografische delen. Hij probeert hier en daar te mystificeren.
Hij noemt Saul Bellow de grootste Amerikaanse schrijver. Hij besteedt veel aandacht aan de dood van Bellow en beschrijft vrij uitgebreid het sterfbed van de Amerikaanse schrijver. Amis schrijft: Aan het eind van je leven is het niet je Nobelprijs waar je mee bezig bent, het zijn niet de drie National Book Awards die je hebt gekregen en dergelijke. Het zijn je (al dan niet denkbeeldige) tekortkomingen, het zijn je echtgenotes, je kinderen en hoe het ze is vergaan.
Zonder de dood is er geen kunst, omdat zonder de dood niets van belang is, of, beter gezegd, omdat er zonder de dood geen fascinatie is (een mooi woord, fascinatie, en zoals Nabokov zei over een ander mooi woord: ‘een graag geziene gast in mijn proza’).
Ten slotte schrijft Amis: Het lijkt me niet heel waarschijnlijk dat ik nog een volwaardige roman schrijf, laat staan een lange roman. De tijd zal het leren. Misschien houd ik op het laatste moment gewoon mijn mond en ga ik lezen…
Misschien kom je wel tot de conclusie dat iedere zin die je ooit geschreven hebt echt waardeloos is, echt volstrekt waardeloos, stelt Amis aan het eind van het boek.
Martin Amis, Uit de eerste hand, roman, 628 pagina’s. (uitgeverij Atlas Contact), € 34,99
Zoals gezegd: je weet nooit of het fictie of non-fictie is, wat je leest. Echt of verzonnen. Omdat het zo’n enorme lap tekst is, blijf je maar lezen. Zoals je Proust leest of dat boek van Pasolini, Olie. Je ondergaat het als een gevoel, een stream of consciousness. Je leest en leest en af en toe raak je de draad kwijt, maar op de een of andere manier komt er toch een bepaalde sfeer uit het gelezene naar voren die het doornemen van dit boek tot een plezier maakt. Ook al heb je soms geen idee waar hij het over heeft, het doet er niet toe. Je blijft doorlezen.
Amis doet veel aan name dropping. Graham Greene, Philip Larkin, V.S. Pritchett. Over oud worden en jezelf langdradig vinden (herkenbaar). Omdat het boek zo autobiografisch is en het zo’n dikke pil is, ga je automatisch over je eigen leven nadenken, je gaat je levensloop na, de vrouwen in je leven, etc. Dit is echt een boek dat elke schrijver moet lezen.
Eigenlijk kun je dit boek van een zeventigjarige pas lezen als je zelf ook enigszins op leeftijd bent en het tot je begint door te dringen dat niemand het eeuwige leven heeft. ‘Het leven wordt gekenmerkt door een eigenschap die schadelijk is voor fictie. Het leven is vormeloos,’ zegt Amis, ‘het verwijst nergens naar en is ook nergens op terug te voeren, het vertoont geen samenhang. Uit artistiek oogpunt is het dood. Het leven is dood.’
Amis is (althans in dit boek) een echte writer’s writer. Hij geeft ook schrijfadviezen. In het boek veel bespiegelingen over de roman. Over de estheten versus de functionalisten. Een beetje onze vorm of vent-discussie van vroeger, of de vraag of een roman geëngageerd moet zijn. De estheten zeggen dat de roman geen enkel doel dient: het is een kunstobject, meer niet. De functionalisten zien de roman als fundamenteel vooruitstrevend: fictie is bedoeld (of zou bedoeld moeten zijn) ter bevordering van het menselijk welzijn. Martin Amis filosofeert over deze vraag: ‘Nu heb ik altijd het idee gehad dat die vooruitstrevenden het verkeerd zagen, maar de estheten kunnen al helemaal geen gelijk hebben. (…) [S]treeft een romanschrijver dan nooit een doel na, kan hij dat zijn hele volwassen leven volhouden?’
Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat Martin Amis (geboren in 1949) met Uit de eerste hand zijn laatste boek heeft willen schrijven. Waarin hij alles wat hem in het leven en tijdens zijn schrijverscarrière geboeid heeft nog eens de revue wil laten passeren. De thema’s van de laatste tijd worden aangesneden: nine-eleven, de controverse tussen soennieten en sjiieten. (Niemand wist wat het verschil was tussen deze twee stromingen in de moslimwereld toen in 2001 de aanslag op het World Trade Center in New York plaatsvond).
Amis noemt veel schrijvers, onder wie Nabokov, Elmore Leonard en bijvoorbeeld John Braine (een schrijver waar ik persoonlijk veel waardering voor heb), die hij flink afkraakt. Hij noemt Trump en Brexit, twee zaken die nu alweer bijna achterhaald zijn. Martin Amis’ boek is een pre-COVID boek. Dat is wel fijn.
Uitgebreid wordt beschreven hoe de ziekte van zijn vriend Christopher Hitchens verloopt. Als hij te horen krijgt dat hij kanker heeft, gaat hij ‘eindelijk’ fitnessen. ‘Een fitnessruimte in het ziekenhuis,’ zegt Amis, ‘het heeft iets tegenstrijdigs - zoals de Jonge Conservatieven.’
Hitchens wordt behandeld in Houston Texas. Een stad die door Amis cancer city wordt genoemd. Ook het commerciële Amerikaanse gezondheidszorgsysteem wordt besproken. In Amerika is iedereen voortdurend gestrest vanwege de financiële implicaties van een ziekenhuisbehandeling. Geen leuk boek om te lezen voor mensen die zelf kanker hebben.
Zoals gezegd, echt een boek voor mensen op leeftijd. Amis ‘filosofeert’ er stevig op los. ‘Aan het einde van de middelbare leeftijd is er iets in je lichaam dat stolt en zich verhardt en een soort cyste wordt - dat is je lot, je bestemming. Zo zul je je de rest van je leven voelen.’
Over de vraag of je in deze tijd eigenlijk nog wel zou moeten lezen – je kunt alles immers op YouTube nakijken – heeft Amis wel een antwoord: Je moet blijven lezen, omdat dat de enige activiteit is die je hersens activeert. Je aan het denken zet.
Het boek gaat wel heel erg over de dood. Zoals ik zelf al jaren geleden ontdekte: alles eindigt met de dood. Geen enkel leven loopt goed af. En waar heb je het allemaal voor gedaan?
De fictieve personages in het boek zijn nogal schimmig, maar dat doet er niet toe. Dit is autobiografisch proza van hoog niveau. Amis heeft niet de moeite genomen om zijn verhaal in een romanvorm te gieten, terwijl hij het wel een roman noemt. Als roman is het een raar misbaksel van onbegrijpelijke stukken en mooie autobiografische delen. Hij probeert hier en daar te mystificeren.
Hij noemt Saul Bellow de grootste Amerikaanse schrijver. Hij besteedt veel aandacht aan de dood van Bellow en beschrijft vrij uitgebreid het sterfbed van de Amerikaanse schrijver. Amis schrijft: Aan het eind van je leven is het niet je Nobelprijs waar je mee bezig bent, het zijn niet de drie National Book Awards die je hebt gekregen en dergelijke. Het zijn je (al dan niet denkbeeldige) tekortkomingen, het zijn je echtgenotes, je kinderen en hoe het ze is vergaan.
Zonder de dood is er geen kunst, omdat zonder de dood niets van belang is, of, beter gezegd, omdat er zonder de dood geen fascinatie is (een mooi woord, fascinatie, en zoals Nabokov zei over een ander mooi woord: ‘een graag geziene gast in mijn proza’).
Ten slotte schrijft Amis: Het lijkt me niet heel waarschijnlijk dat ik nog een volwaardige roman schrijf, laat staan een lange roman. De tijd zal het leren. Misschien houd ik op het laatste moment gewoon mijn mond en ga ik lezen…
Misschien kom je wel tot de conclusie dat iedere zin die je ooit geschreven hebt echt waardeloos is, echt volstrekt waardeloos, stelt Amis aan het eind van het boek.
Martin Amis, Uit de eerste hand, roman, 628 pagina’s. (uitgeverij Atlas Contact), € 34,99