Begin september 2014, vorig jaar dus, werd ik in het Oosterpark benaderd door een verslaggeefster van Dagblad van het Noorden. Ik was daar aan het hardlopen, zij was op de fiets en kwam naast me rijden. “Sorry dat ik je lastigval,” zei ze, “maar ben je aan het trainen voor de 4 mijl?”. Spijtig genoeg moest ik haar vertellen dat dat niet het geval was: ik had me gewoon voor het eerst in weken eindelijk weer de deur uit weten te slepen voor een simpel rondje rennen. Mijn vriend had zich wel ingeschreven, zei ik. “Maar die is nu vast niet hier!” zei de vrouw lachend. Ik moest bekennen dat hij was thuisgebleven. “Oké, nou, succes nog!” zei ze, en fietste weg. En dit jaar, nu ik me wél heb ingeschreven voor de 4 mijl van Groningen, nu ik de afgelopen maanden wél op diezelfde plek aan het trainen ben geweest, denk ik nog wel eens aan deze mevrouw terug.
Ik had haar een indrukwekkend verhaal willen vertellen over het belang van hardloophoudingen en dat ik daar veel meer op ben gaan letten: knieën optillen, voeten afrollen, schouders ontspannen. Goed ademhalen ook. Ik zou haar vertellen dat ik bijna alles wat ik weet over hardlopen, heb geleerd van mijn zwager Pepijn, die na een blessure weer gestaag aan het opbouwen is naar de halve marathon, die hij al vaak succesvol heeft gelopen. Hij woont in Noord-Holland dus we lopen niet vaak samen, maar de keren die we samen hebben gelopen heeft hij me veel uitgelegd en goede tips gegeven. Ik had de mevrouw willen vertellen dat ik geëxperimenteerd heb met een andere looptechniek, meer op mijn voorvoet landen in plaats van op mijn hak, maar dat mijn enkels het daar niet mee eens waren. Ik kom uit een familie met zwakke enkels, weet je.
Ik had haar willen vertellen dat ik immens dankbaar ben als het halverwege mijn rondje begint te regenen, dat is zo lekker verkoelend. Het gebeurt alleen niet heel vaak; soms regent het als ik net begin, en dan is het juist te koud. Een andere keer begint het te spetteren als ik net weer thuis ben, en dan heb ik er niks meer aan. Nadeel van de regen is echter wel al die overstekende slakken. Ik zou vertellen dat ik mijn best doe om ze allemaal te ontwijken, maar soms zie je ze simpelweg niet. Krak, klinkt het dan, en dan krimp ik een beetje ineen. Ontzettend zielig vind ik het, maar eigenlijk ga ik er ook een beetje van over mijn nek.
Ik zou haar vertellen dat ik vroeger vaak met muziek op liep, maar nu niet meer. Daardoor luister ik beter naar mijn voetstappen, hoef ik niet bang te zijn dat mijn telefoon nat wordt en sleep ik minder mee. Zo sta ik ook meer in verbinding met mijn omgeving: ik zie beter wie ik tegenkom, maar kan ze ook minder makkelijk negeren. Ik zou haar vertellen over alle vervelende ervaringen die ik heb gehad; dat ik ooit een puberjochie heb uitgescholden omdat hij treiterend in mijn pad bleef staan en ik hem en zijn vriendjes niet kon ontwijken, en dat ik dat doodeng vond. Ik zou vertellen dat er geen hardlooprondje voorbij gaat zonder vervelende mannen; dat men naar je staart, fluit of iets als “damn, girl!” naar je roept, ook al hijg je als een os en ben je make-uploos, knalrood en bezweet. Ik zou haar vertellen dat ik daarom het liefst tussen 18:00 en 19:00 uur ga rennen, want dan zitten de meeste mensen binnen.
Tevens zou ik haar vertellen dat ik me tijdens elk trainingsrondje in het park even op het parcours van de 4 mijl waan. In mijn gedachten staan al mijn vrienden langs de kant en roepen iets als ‘JAAA KATELIJNE!’ om me aan te moedigen. Ik zou vertellen dat ik stiekem hoop dat ik op tv kom, gracieus hollend, lief lachend en bescheiden zwaaiend naar de cameralens. Ik zou vertellen hoe ik aan het einde van ieder trainingsrondje een sprintje trek naar de denkbeeldige 4 mijlfinish, die ik natuurlijk glorieus haal. In mijn fantasie is ook mijn finishfoto perfect: natuurlijk vertoont mijn shirt geen spatje zweet, is mijn gezicht niet knalrood en mijn haar geen pluizige bos touw.
Ja, volmondig ja had ik moeten antwoorden! Natuurlijk was ik aan het trainen voor de 4 mijl, alleen niet die van 2014. Haar vragen zou ik gretig beantwoord hebben, al mijn hardloopgeheimen verklapt en veel meer verteld dan nodig was. Wat een prachtinterview was dat geworden! Ik vraag me alleen nog af hoe ze dit voor zich heeft gezien. Had ik haar dit alles moeten vertellen tijdens mijn hardlooprondje, terwijl ik bleef rennen en zij naast me bleef fietsen? Had ik moeten stoppen? Verwachtte ze dat ik, nadat ik eindelijk weer eens gemotiveerd genoeg was om me in mijn sportkleding te hijsen en mezelf de deur uit te slepen, mijn veel te lang uitgestelde training zou onderbreken? Wist ze dan helemaal niets van hardlopers?! Niets zo irritant als middenin een training te moeten stoppen!
Misschien zocht ze al uren naar iemand die voor de 4 mijl aan het trainen was, en heeft ze daarna nog uren gezocht. Misschien wilde ze alleen maar een simpele vraag stellen. Ik weet het niet, en het houdt me nu, een jaar later, nog steeds bezig. Voor de zekerheid train ik nog steeds in het Oosterpark. Je weet maar nooit.
Ik had haar willen vertellen dat ik immens dankbaar ben als het halverwege mijn rondje begint te regenen, dat is zo lekker verkoelend. Het gebeurt alleen niet heel vaak; soms regent het als ik net begin, en dan is het juist te koud. Een andere keer begint het te spetteren als ik net weer thuis ben, en dan heb ik er niks meer aan. Nadeel van de regen is echter wel al die overstekende slakken. Ik zou vertellen dat ik mijn best doe om ze allemaal te ontwijken, maar soms zie je ze simpelweg niet. Krak, klinkt het dan, en dan krimp ik een beetje ineen. Ontzettend zielig vind ik het, maar eigenlijk ga ik er ook een beetje van over mijn nek.
Ik zou haar vertellen dat ik vroeger vaak met muziek op liep, maar nu niet meer. Daardoor luister ik beter naar mijn voetstappen, hoef ik niet bang te zijn dat mijn telefoon nat wordt en sleep ik minder mee. Zo sta ik ook meer in verbinding met mijn omgeving: ik zie beter wie ik tegenkom, maar kan ze ook minder makkelijk negeren. Ik zou haar vertellen over alle vervelende ervaringen die ik heb gehad; dat ik ooit een puberjochie heb uitgescholden omdat hij treiterend in mijn pad bleef staan en ik hem en zijn vriendjes niet kon ontwijken, en dat ik dat doodeng vond. Ik zou vertellen dat er geen hardlooprondje voorbij gaat zonder vervelende mannen; dat men naar je staart, fluit of iets als “damn, girl!” naar je roept, ook al hijg je als een os en ben je make-uploos, knalrood en bezweet. Ik zou haar vertellen dat ik daarom het liefst tussen 18:00 en 19:00 uur ga rennen, want dan zitten de meeste mensen binnen.
Tevens zou ik haar vertellen dat ik me tijdens elk trainingsrondje in het park even op het parcours van de 4 mijl waan. In mijn gedachten staan al mijn vrienden langs de kant en roepen iets als ‘JAAA KATELIJNE!’ om me aan te moedigen. Ik zou vertellen dat ik stiekem hoop dat ik op tv kom, gracieus hollend, lief lachend en bescheiden zwaaiend naar de cameralens. Ik zou vertellen hoe ik aan het einde van ieder trainingsrondje een sprintje trek naar de denkbeeldige 4 mijlfinish, die ik natuurlijk glorieus haal. In mijn fantasie is ook mijn finishfoto perfect: natuurlijk vertoont mijn shirt geen spatje zweet, is mijn gezicht niet knalrood en mijn haar geen pluizige bos touw.
Ja, volmondig ja had ik moeten antwoorden! Natuurlijk was ik aan het trainen voor de 4 mijl, alleen niet die van 2014. Haar vragen zou ik gretig beantwoord hebben, al mijn hardloopgeheimen verklapt en veel meer verteld dan nodig was. Wat een prachtinterview was dat geworden! Ik vraag me alleen nog af hoe ze dit voor zich heeft gezien. Had ik haar dit alles moeten vertellen tijdens mijn hardlooprondje, terwijl ik bleef rennen en zij naast me bleef fietsen? Had ik moeten stoppen? Verwachtte ze dat ik, nadat ik eindelijk weer eens gemotiveerd genoeg was om me in mijn sportkleding te hijsen en mezelf de deur uit te slepen, mijn veel te lang uitgestelde training zou onderbreken? Wist ze dan helemaal niets van hardlopers?! Niets zo irritant als middenin een training te moeten stoppen!
Misschien zocht ze al uren naar iemand die voor de 4 mijl aan het trainen was, en heeft ze daarna nog uren gezocht. Misschien wilde ze alleen maar een simpele vraag stellen. Ik weet het niet, en het houdt me nu, een jaar later, nog steeds bezig. Voor de zekerheid train ik nog steeds in het Oosterpark. Je weet maar nooit.