De laatste schooldag is al lang geweest, tentamens zijn achter de rug, scripties zijn afgerond, werk gepauzeerd: de zomer is de tijd van rust. De tijd van alles aan de kant zetten en vier weken op vakantie gaan; van dagenlang niksen en festivals bezoeken; van zonnen en boeken lezen. Het is tijd voor terrasjes en picknicks en barbecues, dus als het niet regent vlijt men zich neer in het Noorderplantsoen of andere parken. De zomer is vakantie, de zomer is feest! Tenminste, dat zou je denken.
Eén aspect van ouder worden is dat je merkt dat ‘de zomervakantie’ steeds minder een ding is. Voor kinderen is het een heel duidelijke breuk in het jaar: je gaat een jaar naar school, dan zes lange, fijne, zonnige weken niet, en daarna begin je weer opnieuw, alleen dan een groep hoger. Op de middelbare school en universiteit beginnen die jaren al wat meer in elkaar over te lopen doordat je al leeswerk hebt voor het volgende jaar of nog een herkansing moet maken. Als werkende volwassene heb je al helemaal geen garantie op een vrije zomer; je kunt hoogstens een paar weken vrij krijgen, maar die moet je wel zelf inplannen. En toch blijft dat gevoel dat je als kind hebt, hangen. De zomer is bedoeld om vrij te zijn, een welverdiende pauze.
Dat wordt maar weer pijnlijk duidelijk voor de pechvogels zoals ik, die in de zomer nog met hun scriptie in hun maag zitten. Het is knap lastig om zo’n mentale eindsprint te trekken als iedereen om je heen vakantie viert. Inmiddels hebben Luiheid en Wanhoop me stevig bij de enkels en trekken me steeds verder het demotivatiemoeras in. Ze fluisteren dingen over vrije tijd en procrastinatie, terwijl het Stressmonster om me heen waggelt en me af en toe een flinke por geeft. Terwijl iedereen dingen post op Facebook over behaalde diploma’s en vakantiebestemmingen, bestaat mijn zomer uit doorgehaalde nachten, doemscenario’s, de UB en vooral heel veel typen.
Het grappige is alleen dat het me nu opvalt dat zo’n eindsprint in juli en augustus niet beperkt blijft tot het studentenleven: meer mensen moeten in die maanden de laatste treden van de duikplank beklimmen, om daarna in het bad van rust te mogen plonzen. De hele stad lijkt dan nog even keihard te ploeteren. Eind juli kwam ik elke dag wel één of andere gigantische vrachtwagen of een gemeentewagentje tegen: voor eind augustus moesten de heggen nog gesnoeid worden, de berm geschoffeld, de riolering gecheckt, nieuw asfalt gelegd en stoepen opnieuw betegeld. Zelfs de Herebrug is voor de bouwvak nog even snel opengebroken.
Dat koortsachtige hield dus de hele stad in bedwang. Waar ik ook keek heerste drukte en haast: iedereen wil vakantie! Nu een groot deel van die mensen op de camping in Frankrijk zit is het sowieso merkbaar rustiger, maar ik ben toch ook dankbaar voor de onverwachte rustmomentjes die de stad op zichzelf al aanlevert. Zoals de stoplichten die vroeg ’s ochtends en laat ’s avonds niet werken; die dan oranje knipperend aangeven dat er bar weinig verkeer is. Of het centrum op maandagochtend tussen 10 en 12; sommige winkels zijn al open, maar lang niet iedereen heeft dat door. Dan komt het ineens voor dat je op de verkopers na de enige bent in de HEMA of de Aldi. Of ’s nachts de doodstille kruispunten buiten het centrum om 1 uur ’s nachts, waar je je afvraagt of je op het groene licht moet wachten of gewoon door moet fietsen.
Op zulke momenten kom ik even bij: ik lijk me even in een lacune te bevinden waar zowel de scriptiestress als de haast van de stad me niet kunnen raken. Ik zou er bijna een hond voor aanschaffen, al is het maar om hem om zeven uur ’s ochtends te moeten uitlaten. Om maar even te genieten van de doodse stilte, de rust van het nog-even-niets-aan-je-hoofd-hebben. Voor iedereen die ook de zomer door moet halen: Groningen is misschien geen Praag of Zweden, maar heeft wel óók mooie rustmomenten. Hou je daar aan vast, want je kan ze vast goed gebruiken. Maar ga nou niet massaal op maandagochtend naar de HEMA. Die is al van mij.
Dat wordt maar weer pijnlijk duidelijk voor de pechvogels zoals ik, die in de zomer nog met hun scriptie in hun maag zitten. Het is knap lastig om zo’n mentale eindsprint te trekken als iedereen om je heen vakantie viert. Inmiddels hebben Luiheid en Wanhoop me stevig bij de enkels en trekken me steeds verder het demotivatiemoeras in. Ze fluisteren dingen over vrije tijd en procrastinatie, terwijl het Stressmonster om me heen waggelt en me af en toe een flinke por geeft. Terwijl iedereen dingen post op Facebook over behaalde diploma’s en vakantiebestemmingen, bestaat mijn zomer uit doorgehaalde nachten, doemscenario’s, de UB en vooral heel veel typen.
Het grappige is alleen dat het me nu opvalt dat zo’n eindsprint in juli en augustus niet beperkt blijft tot het studentenleven: meer mensen moeten in die maanden de laatste treden van de duikplank beklimmen, om daarna in het bad van rust te mogen plonzen. De hele stad lijkt dan nog even keihard te ploeteren. Eind juli kwam ik elke dag wel één of andere gigantische vrachtwagen of een gemeentewagentje tegen: voor eind augustus moesten de heggen nog gesnoeid worden, de berm geschoffeld, de riolering gecheckt, nieuw asfalt gelegd en stoepen opnieuw betegeld. Zelfs de Herebrug is voor de bouwvak nog even snel opengebroken.
Dat koortsachtige hield dus de hele stad in bedwang. Waar ik ook keek heerste drukte en haast: iedereen wil vakantie! Nu een groot deel van die mensen op de camping in Frankrijk zit is het sowieso merkbaar rustiger, maar ik ben toch ook dankbaar voor de onverwachte rustmomentjes die de stad op zichzelf al aanlevert. Zoals de stoplichten die vroeg ’s ochtends en laat ’s avonds niet werken; die dan oranje knipperend aangeven dat er bar weinig verkeer is. Of het centrum op maandagochtend tussen 10 en 12; sommige winkels zijn al open, maar lang niet iedereen heeft dat door. Dan komt het ineens voor dat je op de verkopers na de enige bent in de HEMA of de Aldi. Of ’s nachts de doodstille kruispunten buiten het centrum om 1 uur ’s nachts, waar je je afvraagt of je op het groene licht moet wachten of gewoon door moet fietsen.
Op zulke momenten kom ik even bij: ik lijk me even in een lacune te bevinden waar zowel de scriptiestress als de haast van de stad me niet kunnen raken. Ik zou er bijna een hond voor aanschaffen, al is het maar om hem om zeven uur ’s ochtends te moeten uitlaten. Om maar even te genieten van de doodse stilte, de rust van het nog-even-niets-aan-je-hoofd-hebben. Voor iedereen die ook de zomer door moet halen: Groningen is misschien geen Praag of Zweden, maar heeft wel óók mooie rustmomenten. Hou je daar aan vast, want je kan ze vast goed gebruiken. Maar ga nou niet massaal op maandagochtend naar de HEMA. Die is al van mij.