Column Katelijne Nieuwenhuijsen
Het is weer voorjaar in de stad, en dat merk je. De parken en terrassen zijn overvol en men loopt weer in korte broeken en jurkjes. Iedereen zoekt de zon op, of dat nou op een balkon is, voor het huis of gewoon in de deuropening. Dat is erg vrolijk en fijn, maar het heeft één groot nadeel: er is veel meer verkeer.
Wanneer ik bijvoorbeeld mijn bijna dagelijkse fietstocht van de faculteit Wijsbegeerte naar mijn huis in Helpman maak, bevind ik me op een hindernisparcours. Het eerste obstakel is de Oude Boteringestraat. Deze straat lijkt überhaupt vaak bevolkt door onnadenkend overstekend voetvolk, maar als de zon schijnt lijkt het lemminggehalte van deze voetganger wel verdrievoudigd. In shoptempo sloffen mensen zomaar de weg op, soms daadwerkelijk zonder uit te kijken; sommigen duwen zelfs pardoes hun kinderwagen voor je fiets.
Het is weer voorjaar in de stad, en dat merk je. De parken en terrassen zijn overvol en men loopt weer in korte broeken en jurkjes. Iedereen zoekt de zon op, of dat nou op een balkon is, voor het huis of gewoon in de deuropening. Dat is erg vrolijk en fijn, maar het heeft één groot nadeel: er is veel meer verkeer.
Wanneer ik bijvoorbeeld mijn bijna dagelijkse fietstocht van de faculteit Wijsbegeerte naar mijn huis in Helpman maak, bevind ik me op een hindernisparcours. Het eerste obstakel is de Oude Boteringestraat. Deze straat lijkt überhaupt vaak bevolkt door onnadenkend overstekend voetvolk, maar als de zon schijnt lijkt het lemminggehalte van deze voetganger wel verdrievoudigd. In shoptempo sloffen mensen zomaar de weg op, soms daadwerkelijk zonder uit te kijken; sommigen duwen zelfs pardoes hun kinderwagen voor je fiets.
Met het angstzweet al op mijn voorhoofd bereik ik vervolgens het zebrapad tussen de Vismarkt en Tussen Beide Markten. Normaliter kun je daar prima doorfietsen, maar op mooie dagen zou daar absoluut een stoplicht moeten staan. Dan is namelijk iedereen en zijn moeder in de stad en ze willen allemaal dáár oversteken. Voor veel fietsers duurt het te lang om te gaan wachten tot je er langs kunt: mensen met haast wrikken hun fiets in de onuitputtelijke stroom voetgangers en worstelen zich er verontschuldigend doorheen. Op dit punt ben ik meestal al tot de conclusie gekomen dat ik op zo’n mooie dag maar beter niet te hard moet willen fietsen in de binnenstad. Als ik geen haast heb wacht ik graag rustig op een kans om me er door te wurmen – het is per slot van rekening mooi weer!
Maar dan kom ik bij het kruispunt tussen de Herebrug en de Hereweg. Het voor-fietsers- tegelijk-groen-kruispunt. Daar loopt mijn kalme en afwachtende houding meestal spaak. Op een mooie dag is de stoet in alle richtingen overstekende fietsers namelijk zo groot, dat men hoe dan ook in de problemen komt. De haaientanden op de weg worden consequent genegeerd en rechts gaat op deze kruispunten beslist niet voor. Voorrang verlenen heeft nauwelijks zin; als de één afremt, rijdt de ander wel door. Iedere verkeersregel en -etiquette wordt genegeerd of juist op de verkeerde momenten toegepast. Het stoplicht dat op groen springt is het startsein voor een verkeersfestijn van verwijtende blikken, hier en daar een scheldwoord en vooral heel hard doorkarren.
Na deze halsbrekende toeren moet ik de Herebrug trotseren. Inhalen is daar levensgevaarlijk, want voor je het weet heb je de zijspiegel van een bus tegen je bakkes. Je moet het dus even doen met degene die voor je fietst. Als je geluk hebt, is het een fietser met ongeveer hetzelfde tempo als jij. Maar op een mooie dag kom je er vaak klem te zitten achter iemand die denkt te kunnen fietsen en appen tegelijk: “ik kom NU naar het Stadspark! Moet ik nog iets meenemen?”. Eh, ja, je gezonde verstand. Het mooie weer is geen excuus om iedereen achter je tot last te zijn, al zwenkend op een smal fietspad, met één hand aan het stuur en je aandacht bij je telefoon.
Enfin, op mooie dagen zal het verkeer nu eenmaal wat drukker zijn dan normaal, maar het toppunt is toch wel de vrijdagmiddag. Dan wil iedereen, verlangend naar weekend, snel naar huis om de laatste zonnestralen mee te pakken. Dat merk je vooral aan het gedrag van automobilisten. Reikhalzend naar dat koude biertje dat ze straks onderuitgezakt in een tuinstoel aan hun lippen kunnen zetten, drukken ze het gaspedaal iets te ver in, snijden fietsers af en halen in wanneer het eigenlijk net niet meer kan. Het meest kwalijk zijn nog de autobestuurders die ‘vergeten’ hun richtingaanwijzer te gebruiken. Van fietsers kan ik het af en toe nog begrijpen dat ze hun hand niet uitsteken; zij moeten er per slot van rekening hun stuur voor loslaten. Maar voor automobilisten kost het niet meer dan een vingerbeweging.
Natuurlijk staan automobilisten, fietsers en voetgangers al sinds jaar en dag op gespannen voet met elkaar. Allemaal rijden of lopen ze wel eens in de weg, geven geen richting aan of nemen voorrang waar ze dat niet hebben. Maar het mooie weer verpest iedere auto-fietser-voetgangersrelatie, en niet alleen door verblindend zonlicht. Ik ben na mijn barre tocht pas gerust als ik mijn huissleutel in het slot steek. Het is natuurlijk heerlijk dat we weer op ons gemak in de zon kunnen flaneren, maar ik zou willen dat men die onbezorgdheid niet doorvoert in hun rijgedrag. Kortom, wat de kwaliteit van het verkeer betreft, kun je maar beter in de regen fietsen. Dan is het tenminste lekker rustig op de weg.